nummer: 09/2997/GA
betreft: [klager] datum: 18 februari 2010
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H.M.S. Cremers, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 26 oktober 2009 van de beklagcommissie bij de Extra beveiligde inrichting (EBI) Vught,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 8 januari 2010, gehouden in de EBI Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. H.M.S. Cremers, de directeur veiligheid [...] en de waarnemend unit directeur van de EBI Vught, [...].
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het feit dat klager bezoek van zijn kinderen achter een glazen scheidingswand moet ontvangen, waardoor hij zijn kinderen niet kan knuffelen.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Inhoudelijk wordt verwezen naar het beroepschrift en naar internationale jurisprudentie. Per gedetineerde dient een individuele toetsing plaats te vinden. Hoe langer een persoon gedetineerd zit, hoe zwaarder zijn belang weegt. Klager zit al jaren in de
EBI en hij is in het buitenland veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf. Dit zijn bijzondere omstandigheden waarmee rekening gehouden moet worden. Volgens het EHRM moet de regeling in de EBI redelijk zijn en dat is niet het geval.
Klagers kinderen, die in Engeland wonen, zijn zes en negen jaar oud. Klager kan zijn kinderen niet ontvangen als hij ze niet mag knuffelen. Hij maakt daarom geen gebruik van de regeling om zijn kinderen één keer per maand zonder glaswand te ontvangen.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het verzoek is begrijpelijk. De regeling in de EBI is streng, maar dat is inherent aan de status van de EBI. Normaal wordt het bezoek gescheiden door een glaswand. Eén keer per maand kan verzocht worden om bezoek zonder glaswand. Als zo een verzoek
wordt ingewilligd, is het toegestaan om de hand van het bezoek te schudden. In zeer bijzondere omstandigheden kan besloten worden om fysiek contact toe te staan. Het ontvangen van kinderen is niet zo een zeer bijzondere omstandigheid. Zo een zeer
bijzondere omstandigheid kan een zeer ernstige ziekte van een direct familielid zijn. Tot nu toe is zo een situatie nog niet voorgekomen.
3. De beoordeling
Namens klager wordt een beroep gedaan op artikel 8 van het EVRM. In voornoemd artikel is onder andere het recht vervat van het familie- en gezinsleven. De beroepscommissie oordeelt dat de beslissing van de directeur als een inbreuk kan worden
aangemerkt
op klagers eerbiediging van familie- en gezinsleven nu het hem niet is toegestaan om zijn kinderen te knuffelen. Echter, in het tweede lid van voornoemd artikel staat vermeld dat het recht op eerbiediging van het familie- en gezinsleven kan worden
beperkt, voor zover daarin bij wet is voorzien. De wettelijke regeling in artikel 38 van de Pbw in combinatie met de huisregels kan worden beschouwd als een gelegitimeerde inbreuk op dat recht. Gezien het vorenstaande is er een deugdelijke basis om te
bepalen dat het bezoek wordt gescheiden door middel van een glaswand c.q. dat het tijdens bezoek niet is toegestaan om fysiek contact te hebben. Hierbij heeft de beroepscommissie in aanmerking genomen dat klager in de EBI verblijft. In de EBI is sprake
van een extra beveiligingsniveau. In de EBI worden gedetineerden geplaatst die een extreem vluchtrisico vormen en een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen in termen van recidivegevaar voor ernstige geweldsdelicten, of bij ontvluchting een
onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen, waarbij het vluchtrisico als zodanig hieraan ondergeschikt is. De aangevochten beslissing is mitsdien niet in strijd met een wettelijke regeling en evenmin onredelijk of onbillijk. Het beroep zal daarom
ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, dr. M. Kooyman en mr. P.C. Vegter, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 18 februari 2010
secretaris voorzitter