Nummer: 09/3240/GB
Betreft: [klager] datum: 8 februari 2010
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. t’Sas, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 11 november 2009 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem niet over te plaatsen naar een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sedert 23 november 2007 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis Alphen aan den Rijn. Op 9 december 2009 is hij overgeplaatst naar de locatie Westlinge, een gevangenis met een normaal beveiligingsniveau als bedoeld in artikel 20, tweede
lid,
van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.
3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager ziet geen redenen waarom zijn detentiefasering niet zou kunnen beginnen. Het klopt dat hij in een proeftijd is aangehouden voor inbraken waar hij nu voor gedetineerd zit. De proeftijd was opgelegd naar aanleiding van huisvredebreuk.
Alle instanties hebben positief geadviseerd. De selectiefunctionaris geeft pas in bezwaar aan dat er gevaar voor recidive is. Klager heeft deelgenomen aan een opleiding cognitieve vaardigheden en heeft TR gevolgd.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager komt op basis van het negatieve advies van de Advocaat-Generaal niet in aanmerking voor overplaatsing naar een b.b.i. Voorts heeft hij de delicten waar hij thans voor gedetineerd is tijdens zijn proeftijd van een eerdere veroordeling gepleegd.
Er
is dus wel degelijk sprake van een recidiverisico. Voorts blijkt uit het uittreksel van het Justitieel Documentatieregister dat klager een aanzienlijke staat van dienst heeft waar het gaat om het plegen van delicten. Dat klager thans twee jaar in
detentie verblijft, impliceert niet dat daarmee het recidiverisico omlaag is gebracht en er geen bezwaren meer zouden zijn om detentiefasering te laten aanvangen. Gelet op de fictieve einddatum, 23 maart 2011, is het te vroeg klager nu al voor fasering
in aanmerking te laten komen.
4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk
risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.
4.2. In de toelichting op dit artikel (Staatscourant 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving
een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.
4.3. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Hierbij is met name in aanmerking genomen de
justitiële documentatie van klager en het feit dat klager het delict waar hij thans voor gedetineerd is gepleegd heeft tijdens een proeftijd van een eerdere veroordeling. Dat klager binnen de inrichting deelneemt aan opleidingen ten behoeve van zijn
terugkeer in de samenleving getuigt van een positieve instelling maar de selectiefunctionaris heeft in redelijkheid kunnen oordelen dat dit nog niet voldoende is voor overplaatsing naar een b.b.i.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema,
voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 8 februari 2010.
secretaris voorzitter