Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/3257/GB, 5 februari 2010, beroep
Uitspraakdatum:05-02-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 09/3257/GB

Betreft: [klager] datum: 5 februari 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. G.J. van der Meer, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 13 november 2009 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de afwijzing van het verzoek om overplaatsing naar een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 26 februari 2008 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis
Zoetermeer.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Niets staat aan detentiefasering in de weg. Klager neemt deel aan het TR-programma en is aantoonbaar gemotiveerd om mee te werken aan elke vorm van behandeling en begeleiding. De inrichting
adviseert positief en de politie constateert omtrent het verlofadres geen gevaar voor confrontatie met slachtoffers. De omstandigheid dat de strafbare feiten door klager in zijn proeftijd zijn gepleegd, vormt geen belemmering voor detentiefasering en
resocialisatie. De selectiefunctionaris wil geen fasering zonder behandeling en De Waag wil geen behandeling zonder fasering. Er ontstaat hierdoor een patstelling waar klager ten onrechte slachtoffer van wordt. Ook indien de strafzaak nog in de fase
van
hoger beroep komt, dient een gedetineerde in aanmerking te komen voor detentiefasering. Het creëren van een situatie waarin behandeling en begeleiding afhankelijk wordt gesteld van afdoening van de zaak in hoger beroep is in strijd met de ratio van de
Pbw. Door het ontbreken van een behandeling wordt het beweerde recidivegevaar in stand gehouden.
Een aanmelding bij De Waag is overigens niet nodig. Psycholoog [...] heeft aangegeven dat bij klager geen psychiatrie waarneembaar is. Er is geen indicatie voor plaatsing in De Waag en een verdiepingsdiagnostiek. Onduidelijk is waarom de reclassering
desondanks een verdiepingsdiagnostiek noodzakelijk acht. Niet blijkt waarom niet met individuele gesprekken met een psycholoog kan worden volstaan. Men had in ieder geval alternatieven voor een behandeling en begeleiding moeten onderzoeken toen bleek
dat De Waag voorlopig niet bereid was tot behandeling.
Het contact met de reclassering, TR en De Waag is op initiatief van klager tot stand gekomen. Klager heeft een maatschappelijk werker ingeschakeld voor een rapport over zijn persoonlijke omstandigheden. Klager wil afstand nemen van zijn criminele
verleden. Hij wil de kans krijgen om aan zijn toekomst te werken en uiteindelijk zijn HAVO-diploma te halen. Klager heeft in een persoonlijke brief zijn motivatie toegelicht. De selectiefunctionaris heeft geen blijk gegeven de inhoud van deze brief te
hebben betrokken bij zijn beslissing.
Het negatieve advies van het Openbaar Ministerie (OM) staat in schril contrast met de positieve adviezen van de inrichting en de politie en de positieve opstelling van klager. Het beweerde hoge recidiverisico staat in schril contrast met het normale
risicoprofiel van de inrichting. Het advies van het Openbaar Ministerie verwijst naar algemene omstandigheden en houdt geen rekening met bijzondere omstandigheden. Klager is inmiddels meerderjarig en is vanuit volwassenwording tot inkeer gekomen.
Buiten
de schuld van klager om is de behandeling van het hoger beroep ernstig vertraagd. Het is schokkend te zien dat een jongeman van inmiddels 20 jaar – hij was 18 jaar toen hij werd aangehouden – door een hardvochtig advies van het OM en een passieve
houding van onder andere De Waag dreigt te worden afgeschreven.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Het verzoek om plaatsing van klager in een b.b.i. is afgewezen vanwege het negatieve advies van het OM, het recidiverisico en het feit dat klager zijn delict heeft gepleegd in de proeftijd van een eerdere veroordeling. Klager is in eerste aanleg
veroordeeld tot een gevangenisstraf van 52 weken. Het uittreksel van het Justitieel Documentatieregister beslaat 15 pagina’s. Er is sprake van een recidiverisico. Dit blijkt ook uit het re-integratieplan. Er is behandeling voorgesteld, maar De Waag
heeft te kennen gegeven de behandeling thans niet te starten, in verband met het feit dat klager zijn delicten grotendeels ontkent en het feit dat er een hogere straf in hoger beroep wordt verwacht. Daarmee is niet gezegd dat behandeling niet
noodzakelijk is. In het advies van het OM wordt verwezen naar het feit dat klager voor maar liefst 16 ernstige feiten, waaronder diefstal met geweld is veroordeeld. Op zich is dit geen reden om detentiefasering op te houden, immers een en ander zal
zijn
meegenomen in de veroordeling in eerste aanleg.
De behandeling bij De Waag is in het kader van TR geïndiceerd. Het wachten is op het afnemen van een herhalingsdiagnose RISC om de motivatie van klager vast te stellen. Uit de brief van De Waag blijkt vooral dat er momenteel geen passende behandeling
aan te bieden is, omdat klager zijn delict ontkent.
Het door de inrichting gehanteerde risicoprofiel heeft een andere betekenis dan het recidiverisico. Het risicoprofiel zegt iets over het beheersmatige risico en de eventuele plaatsing op de GVM-lijst. Daarvan is geen sprake. Klager is weliswaar
volwassen geworden, maar ontkent zijn delict in overwegende mate.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk
risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de toelichting op dit artikel (Staatscourant 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving
een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie neemt hierbij in aanmerking
het hoge recidiverisico van klager. Dit risico dient in het geval van klager als een forse contra-indicatie voor het verlenen van regimaire vrijheden te worden opgevat, gelet op het grote aantal vermeldingen in het Uittreksel Justitiële Documentatie en
de omstandigheid dat het feit waarvan klager wordt verdacht en waarvoor hij in eerste aanleg is veroordeeld, tijdens de proeftijd van een vorige veroordeling is gepleegd.
Klager legt grote nadruk op zijn belang te starten met een behandeling. Dit belang weegt naar het oordeel van de beroepscommissie niet op tegen het voormelde hoge recidiverisico. De beroepscommissie betrekt hierbij de brief van het centrum voor
ambulante forensische psychiatrie – volwassen en jeugd De Waag van 16 juli 2009 waaruit naar voren komt dat thans geen passende behandeling voor klager kan worden gegeven. De Waag meent dat een behandeling pas zin heeft als de einddatum van klager in
zicht komt of een penitentiair programma gestart wordt. De Waag verwijst hierbij onder meer naar het feit dat klager een grotendeels ontkennende verdachte is bij wie het hoger beroep nog moet dienen en een langere gevangenisstraf wordt verwacht. Voor
zover alternatieve vormen van behandeling mogelijk zijn, kunnen deze naar het oordeel van de beroepscommissie vooralsnog niet gepaard gaan met het toekennen van regimaire vrijheden. Onvoldoende aannemelijk is geworden dat de selectiefunctionaris
desondanks tot detentiefasering met het toekennen van regimaire vrijheden had dienen te besluiten. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van
R. Kokee, secretaris, op 5 februari 2010

secretaris voorzitter

Naar boven