Nummer: 09/3229/GB
Betreft: [klager] datum: 18 januari 2010
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. G.N. Weski, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 16 november 2009 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar de gevangenis Dordrecht afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 2 november 2007 gedetineerd. Hij verblijft in de BGG Zoetermeer.
3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager is het niet eens met de stelling van de selectiefunctionaris dat klager nog steeds problemen heeft om zijn agressie onder controle te houden. Klager is op 4 november 2009 beschuldigd van het roken van een joint op het toilet van de werkzaal.
Deze
beschuldiging heeft klager overvallen. Hij zat toen al twee maanden in de BGG en vertoonde goed gedrag en was bezig met het voorbereiden van een begeleid incidenteel verlof. Klager heeft al drie jaar geen joint meer gerookt. De arbeidsmedewerker rook
de
geur van hasj in het toilet en was vastberaden dat klager dit had gedaan. Klager heeft hem toen uitgescholden. De arbeidsmedewerker wist dat er twee jongens achter elkaar op het toilet zijn geweest. Klager heeft hiervoor een straf gekregen van vijf
dagen op cel zonder televisie. Klager heeft vervolgens een brief geschreven naar de arbeidsmedewerker waarin hij zijn verontschuldigingen heeft aangeboden en heeft verzocht een urinecontrole af te leggen zodat hij zijn onschuld kon aantonen. Klager
heeft de urinecontrole ondergaan. Het afdelingshoofd heeft klager medegedeeld dat het beter was voor klager om zijn beklag in te trekken omdat hij voor het schelden alsnog een verlenging van zijn BGG-regime kan krijgen. Klagers urinecontrole bleek
negatief te zijn. Ondanks dat men wist dat klagers urinecontrole negatief was is zijn verzoek tot overplaatsing afgewezen. Klagers beklag tegen de disciplinaire straf is op 17 december 2009 gegrond verklaard en er is een tegemoetkoming toegekend.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
In de gevangenis BGG Vught kon de directie naar aanleiding van klagers gedrag niet langer instaan voor zijn veiligheid. Uit de selectie van klager blijkt dat een golf van agressie ervoor heeft gezorgd dat klager op 27 maart 2009 in de Landelijke
afdeling beheersgevaarlijke gedetineerden (LABG) van unit 1 te Vught is geplaatst. Op 16 juni 2009 is klager vanuit de LABG overgeplaatst naar de BGG. Uit de selectie blijkt dat klager erg dwingend overkomt. Tevens blijkt dat klager terugvalt in zijn
oude gedrag nu hij op 4 november 2009 een disciplinaire straf opgelegd heeft gekregen wegens het schelden naar en bedreigen van een personeelslid. Nu klager zijn agressie nog niet onder controle heeft is de selectiefunctionaris van mening dat klager
nog
niet uit de BGG geplaatst kan worden.
4. De beoordeling
4.1. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Een (al dan niet onherroepelijk) tot
gevangenisstraf veroordeelde dient te worden geplaatst in een inrichting met een regime van algehele gemeenschap, tenzij hiervoor op grond van de persoonlijkheid en/of het gedrag van de betrokkene gewichtige contra-indicaties bestaan. De
selectiefunctionaris heeft de omtrent klagers gedrag verstrekte gegevens in redelijkheid kunnen aanmerken als een contra-indicatie in bovenbedoelde zin. Derhalve kan de beslissing om klagers verzoek om overplaatsing naar een inrichting met een regime
van algehele gemeenschap af te wijzen, ook al is er naar klager stelt thans sprake van een positieve ontwikkeling bij klager, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. van Alff, secretaris, op 18 januari 2010
secretaris voorzitter