nummer: 09/2183/GA
betreft: [klager] datum: 26 januari 2010
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 30 juli 2009 van de beklagcommissie bij de gevangenis De Schie te Rotterdam,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 14 september 2009, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. R.J. Baumgardt, en [...], unit-directeur bij voormelde gevangenis.
Naar aanleiding van het behandelde ter zitting is de unit-directeur in de gelegenheid gesteld schriftelijk een nadere reactie te geven. Dit heeft hij op 18 september 2009 gedaan.
Klager en zijn raadsman zijn in de gelegenheid gesteld hierop te reageren. Uit een op 26 oktober 2009 ontvangen reactie van klagers raadsman bleek dat de reactie van de unit-directeur abusievelijk niet aan klager en zijn raadsman was toegezonden.
Dit is alsnog gebeurd en daarbij zijn klager en zijn raadsman in de gelegenheid gesteld alsnog nader te reageren.
Van deze laatste mogelijkheid hebben zij geen gebruik gemaakt.
Omdat uit de na de zitting toegezonden reacties onduidelijkheid bleef bestaan over de afwikkeling van de schade in zaak c., is de directeur om nadere informatie gevraagd. Deze is op 23 december 2009 ontvangen en ter informatie aan klager en zijn
raadsman gezonden.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft -voor zover in beroep aan de orde- de volgende onderdelen:
a. klachtnummers 28444, 28534, 28535, 28536 en 28562: het zoekraken en beschadigen van klagers eigendommen na celcontrole en overplaatsing;
b. klachtnummers 28537 en 28447: de onrechtmatige afschrijving van € 26,= van klagers rekening voor cd’s;
c. klachtnummer 28538: de beschadiging door een piw-er van klagers afstandsbediening, waarvoor €30,= vergoed zou worden en de vergoeding van een adapter ter waarde van €29,=, welke bedragen klager nog niet heeft ontvangen.
De beklagcommissie heeft het beklag ten aanzien van onderdeel a. (klachtnummers 28444, 28534, 28535, 28536 en 28562) gegrond verklaard voor zover de klacht ziet op de gouden oorbel met briljantje en voor het overige ongegrond verklaard;
het beklag ten aanzien van onderdeel b. (klachtnummers 28537 en 28447) ongegrond verklaard;
het beklag ten aanzien van onderdeel c. (klachtnummer 28538) gegrond verklaard,
met de opdracht aan de directie zo spoedig mogelijk voor de betaling van de adapter zorg te dragen en tevens de oorbel van klager te vergoeden, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
a. De oorbel die klager is kwijtgeraakt heeft € 95,= gekost, hij heeft slechts € 70,= vergoed gekregen.
Zijn nieuwe t.v. zou niet zijn verzegeld, omdat de standaard stuk was. Dit is door de badmeester aan klager medegedeeld.
Voorts heeft klager aangevoerd dat hij ook nog veel spullen mist na de celontruiming en overplaatsing. Klager heeft geen bewijzen, wel valt uit de invoerlijsten af te leiden welke spullen hij op enig moment op cel gehad heeft en ontbreken op de
celontruimingslijst.
Klager zal een overzicht toesturen met de spullen die niet in de Noordsingel zijn aangekomen.
b. Er wordt gezegd dat klager cd’s van de inrichting zou hebben beschadigd. Dit is niet het geval. Het waren cd’s van hemzelf. Klager mist nu enkele cd’s die door de directeur in beslag zijn genomen. Er is in verband daarmee ten onrechte € 26,= van
klagers rekening afgeschreven.
c. Klager heeft in plaats van € 29,= slechts € 25,= als vergoeding voor de adapter ontvangen. Klager beroept zich op een bewijs van overdracht van zijn oude t.v. aan een medegedetineerde. Nadat klager was overgeplaatst heeft hij zijn oude t.v., noch
het
geld van de medegedetineerde ontvangen.
De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
a. Klager heeft aan het directiesecretariaat doorgegeven dat de oorbel € 70,= had gekost. De unit-directeur zal nagaan hoe tot dit bedrag is gekomen.
b. De cd’s waar foto’s op waren geplakt waren van de inrichtingsbibliotheek. De unit-directeur zal navragen of de door klager genoemde cd’s in de inrichtingsbibliotheek zijn terug te vinden. Klager is een boete van € 26,= opgelegd. Dit betreft de
inhouding van twee weeklonen. Er wordt geen geld van de rekening van klager afgeschreven.
c. Abusievelijk is € 25,= in plaats van € 29,= overgemaakt. De resterende € 4,= zal alsnog worden overgemaakt. Klager heeft de oude t.v. verkocht aan een medegedetineerde. Onderlinge betalingen tussen gedetineerden worden niet gecontroleerd. De nieuwe
t.v. van klager kon niet worden verzegeld, omdat de standaard ervan beschadigd was.
Na de zitting heeft de unit-directeur bij schrijven van 18 september 2009 het volgende naar voren gebracht.
a. Klager gaf aanvankelijk aan dat de waarde van de oorbel € 70,= betrof. Later heeft zijn vader, of iemand die zich daarvoor uitgaf, gebeld en een ander bedrag genoemd. Besloten is klager het door hem zelf genoemde bedrag, waar hij overigens geen
enkele onderbouwing voor had, te vergoeden. Indien dat niet voldoende is, zou de unit-directeur alsnog een bewijs van de werkelijke waarde willen ontvangen.
b. Ten aanzien van de straf wegens het vernielen van cd’s van de inrichting wordt aangevoerd dat niet is te achterhalen welke cd’s het exact betrof; gelet op hetgeen daaromtrent is gerapporteerd is dat ook minder relevant. Omdat ze niet meer te
gebruiken waren, zijn ze niet meer teruggeplaatst in de collectie van de bibliotheek, maar weggegooid.
Klager had bij de celontruiming op 28 oktober 2008 vier cd’s op cel. Twee daarvan zijn ingevoerd op 11 december 2007, van de andere twee is niet duidelijk of en zo ja wanneer deze zijn ingevoerd. Uit de overgelegde lijsten van 5 december 2007 blijkt
dat
klager bij binnenkomst in de Schie niet in het bezit was van eigen cd’s. Op 17 oktober 2008 heeft hij acht cd’s ingevoerd, deze zijn echter in zijn fouillering gegaan. Het laatste blad van het ontruimingsverslag van 30 oktober 2008 geeft ook te zien
dat
de acht cd’s weer zijn ingepakt.
De opgelegde straf was het inhouden van twee weeklonen, in totaal € 26,=, conform artikel 51, eerste lid, Pbw. Het zou niet zo mogen zijn dat dit bedrag is afgeschreven van klagers rekening, volgens de unit-directeur is dat ook niet gebeurd.
c. Betreffende de schadevergoeding voor de adapter deelt de unit-directeur mee dat de resterende € 4,= inmiddels is overgemaakt naar de rekening-courant van klager.
Klager heeft in zijn nadere reactie een lijst overgelegd met de spullen die na zijn overplaatsing niet meer aanwezig waren. Klager geeft aan dat niet hij hoeft aan te tonen de spullen gehad te hebben, maar dat de verantwoording van een goede
registratie
bij de directeur ligt.
Voorts geeft hij nogmaals aan zijn oude t.v. vergoed te willen hebben. De directeur heeft deze nooit zonder klagers toestemming mogen weggeven. De afstandsbediening is ook met zijn t.v. weggegeven. De € 30,= wil klager ook vergoed hebben. De directeur
is roekeloos met klagers nieuwe t.v. omgesprongen. Omdat klager de t.v. niet mocht uitvoeren, is de garantie verlopen.
Uit nader bij de directeur gevraagde inlichtingen en het toegezonden betalingsoverzicht valt af te leiden dat aan klager € 4,= is overgemaakt t.b.v. de adapter, dit bedrag is vervolgens naar zijn nieuwe rekening in Zoetermeer overgemaakt.
Voorts heeft de directeur aangegeven de ten onrechte afgeboekte € 26,= aan klager terug te boeken.
3. De beoordeling
a. Ten aanzien van de vermissing van klagers goederen wordt overwogen dat, ondanks de inspanningen van klager, onvoldoende is komen vast te staan dat de genoemde spullen ten tijde van de celontruiming, dan wel na de overplaatsing, zouden zijn
zoekgeraakt. Immers, het enkele gegeven dat een gedetineerde bepaalde goederen heeft ingevoerd of op enig moment in zijn bezit heeft gehad, hoeft niet te betekenen dat de spullen er ten tijde van de celontruiming ook geweest zijn. Met betrekking tot de
(oude) t.v. van klager overweegt de beroepscommissie dat het door klager omtrent de betrokkenheid van de inrichting gestelde onvoldoende is komen vast te staan en dat overigens de gedetineerde voor het bezit hiervan zelf verantwoordelijk is.
Niet aannemelijk is geworden dat de standaard van de nieuwe t.v. van klager door toedoen van het personeel beschadigd zou zijn. Dat een badmeester gezegd zou hebben dat de t.v. gevallen was vindt geen steun in de stukken.
Niet is door klager weersproken dat er in eerste instantie een bedrag van € 70,= voor de gouden oorbel is genoemd. De directeur is uit coulance overgegaan tot betaling van dat bedrag, ook al was daarvoor geen nadere onderbouwing. Klager is in de
gelegenheid gesteld aan te tonen dat de waarde van de oorbel hoger was, maar heeft hiertoe geen nota overgelegd.
Het beroep zal ten aanzien van onderdeel a. ongegrond worden verklaard.
Ten aanzien van onderdeel b. wordt overwogen dat de directeur, nadat klager de loonstrook had overgelegd met daarop de afschrijving van € 26,=, heeft erkend dat er een fout is gemaakt. Het beroep zal ten aanzien van dit gedeelte gegrond worden
verklaard. Gelet op de toezegging het bedrag aan klager terug te boeken, is er geen aanleiding voor toekenning van een tegemoetkoming.
Ten aanzien van onderdeel c. heeft de unit-directeur aangegeven dat het ontbrekende bedrag van € 4,= voor de adapter alsnog is overgemaakt. Uit de dienaangaande overgelegde financiële bescheiden valt af te leiden dat dit is gebeurd en dat het bedrag
vervolgens naar klagers rekening in Zoetermeer is overgemaakt. Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard. Gelet op de betaling is er geen reden voor toekenning van een tegemoetkoming.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel a. ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van de onderdelen b. en c. gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 26 januari 2010.
secretaris voorzitter