Nummer: 09/3651/SGA
Betreft: [klager] datum: 5 januari 2010
De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van
[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) Maashegge te Overloon.
Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van de zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) Maashegge te Overloon d.d. 29 december 2009,
inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf van opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, voor de duur van drie dagen, ingaande op 29 december 2009 om 10.00 uur en eindigende op 4 januari 2010 om 07.15 uur,
(onderdeel a.) alsmede intrekking van één dag weekendverlof. Een en ander wegens een positieve score op THC bij een urinecontrole.
De voorzitter heeft kennisgenomen van de schriftelijke inlichtingen van de directeur d.d. 31 december 2009. De secretaris van de beklagcommissie bij voormelde inrichting heeft nog niet gereageerd op het verzoek om inlichtingen.
1. De standpunten van verzoeker en van de directeur
Verzoeker heeft het volgende aangevoerd. Op 28 december 2009 is verzoeker verslag aangezegd vanwege cannabisgebruik tijdens verlof. Naast de reguliere straf is verzoeker ook teruggeplaatst naar de b.b.i. en is het volledige weekendverlof ingetrokken.
Als motivering werd gegeven dat er een ernstig capaciteitsgebrek heerst. Verzoekers verlof voor oudjaar is ook ingetrokken en verzoekers deelname aan het penitentiair programma, dat op 31 december 2009 zou ingaan, is afgezegd. Een en ander lijkt
buitenproportioneel en is bovendien geheel afwijkend van de reguliere straffen bij een dergelijk vergrijp. Verzoeker is niet eerder verslag aangezegd. De directeur heeft verzoeker het recht op een contra-expertise ontzegd.
De directeur heeft onder meer het volgende naar voren gebracht. De aan verzoeker opgelegde sanctie is conform de nota drugsontmoedigingsbeleid penitentiaire inrichtingen. Omdat verzoeker tijdens het horen heeft toegegeven softdrugs te hebben gebruikt
is
zijn aanvraag van een contra-expertise niet meer van toepassing. De selectiefunctionaris is vervolgens in kennis gesteld van de opgelegde sanctie. De terugplaatsing naar de b.b.i. is een beslissing van de selectiefunctionaris en verzoeker kan tegen
deze
beslissing in beroep gaan.
2. De beoordeling
De voorzitter heeft nog geen inlichtingen ontvangen van de secretaris van voormelde beklagcommissie. Uit het verzoek valt af te leiden dat verzoeker op 30 december 2009 een klaagschrift heeft ingediend bij de beklagcommissie. Gezien het vorenstaande
acht de voorzitter aannemelijk dat een klaagschrift is ingediend.
De voorzitter overweegt met betrekking tot onderdeel a het volgende.
Op de schriftelijke mededeling van de disciplinaire straf alsook in zijn inlichtingen aan de voorzitter heeft de directeur aangegeven dat aan verzoeker een disciplinaire straf met een duur van drie dagen is opgelegd. Die periode is op 1 januari 2010 om
10.00 uur verstreken. In de mededeling van de disciplinaire straf staat evenwel als einddatum van de disciplinaire straf 4 januari 2010 om 07.15 uur. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter zouden er daarom termen aanwezig zijn om het verzoek toe
te wijzen. Nu evenwel inmiddels een einde is gekomen aan de tenuitvoerlegging van de opgelegde disciplinaire straf heeft verzoeker geen belang meer bij toewijzing van zijn verzoek omdat dit niet meer kan leiden tot het door hem beoogde resultaat. Het
verzoek moet om die reden in zoverre worden afgewezen.
Met betrekking tot onderdeel b geldt het volgende.
De voorzitter stelt dienaangaande voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden
onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan
tot
schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.
Op grond van artikel 51, aanhef en onder d van de Pbw kan de directeur (onder meer) de volgende disciplinaire straf opleggen: weigering, intrekking of beperking van het eerstvolgende verlof. De minister heeft blijkens de Memorie van Toelichting
(paragraaf 18 onder b) de weigering, intrekking of beperking van het verlof uitdrukkelijk beperkt tot het eerstvolgende verlof. Nu uit de bestreden beslissing niet blijkt van intrekking van één dag van het eerstvolgende weekendverlof, is de beslissing
van de directeur naar het voorlopig oordeel van de voorzitter in zoverre in strijd met het hiervoor genoemde wettelijk voorschrift van artikel 51 van de Pbw. Het verzoek zal in zoverre worden toegewezen.
Voor zover het verzoek is gericht tegen de beslissing om verzoeker terug te plaatsen naar de b.b.i. geldt dat dit geen beslissing van de directeur is als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw. Verzoeker kan daarom niet worden ontvangen in dit
onderdeel van het verzoek.
Indien verzoeker schorsing wenst van de tenuitvoerlegging van de beslissing van de selectiefunctionaris, dient hij tegen die beslissing allereerst een bezwaarschrift in te dienen bij de selectiefunctionaris en – voor zover dan noodzakelijk – beroep in
te stellen tegen de beslissing op het bezwaarschrift. Pas nadat aan deze formele eisen is voldaan, kan verzoeker worden ontvangen in een schorsingsverzoek ten aanzien van de selectiebeslissing.
3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe met betrekking tot onderdeel b en schorst in zoverre de tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van 29 december 2009.
Wijst het verzoek af voor zover dit betrekking heeft op onderdeel a en verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek voor zover dit betrekking heeft op zijn terugplaatsing naar de b.b.i.
Aldus gegeven door mr. J. Lamens, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 5 januari 2010.
secretaris voorzitter