Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/2786/GA, 29 januari 2010, beroep
Uitspraakdatum:29-01-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/2786/GA

betreft: [klager] datum: 29 januari 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 4 september 2009 van de beklagcommissie bij de gevangenis De Marwei te Leeuwarden,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde gevangenis in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de beklagen en de uitspraak van de beklagcommissie
De beklagen betreffen:
- het openen van niet geprivilegieerde post buiten aanwezigheid van klager om en
- het niet voorzien van een dagtekening, het wegens onvoldoende frankering weigeren van versturen en het naar klager retourneren van klaagschriften.

De beklagcommissie heeft de beklagen ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep - kort en zakelijk weergegeven en voor zover hier van belang - als volgt toegelicht.
De uitspraak is in strijd met artikel 8, 10 en 13 EVRM en artikel 36, 67 en 68 Pbw.
De beklagrechter heeft de klachten niet gelezen en niet geantwoord op de door klager omschreven schendingen van rechten zoals genoemd in het EVRM.
De stelling van de directeur, in het kader van het niet versturen van de klaagschriften, dat klachten ter controle open moeten worden aangeboden, is niet waar. Klager heeft zijn klaagschriften nog nooit geopend moeten inleveren. Bovendien is dit
strijdig met artikel 27 lid 1 sub h, Pbw omdat het openen van geprivilegieerde post slechts in aanwezigheid van klager mag gebeuren.
De directeur heeft niet de wettelijke bevoegdheid om de verzending van poststukken te weigeren wegens onvoldoende frankering. Artikel 36, vierde lid, Pbw schrijft uitdrukkelijk voor in welke gevallen de directeur verzending mag weigeren. Het is niet
aan
de directeur om te bepalen of een poststuk onvoldoende is gefrankeerd, maar aan de TNT. TNT verstuurt de brief en stuurt dan een rekening voor de verzendkosten.
De directeur dient bij de inmenging in aan de orde zijnde rechten steeds een belangenafweging te maken.
De beklagrechter is niet geschikt als rechter op te treden, aangezien hij als landelijke coördinator bij het Openbaar Ministerie actief is. Deze rechter is dus niet onafhankelijk en onpartijdig.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Aan klagers hiervoor omschreven kritiek op de beklagrechter - die overigens feitelijk onjuist is, want de voorzitter van de beklagcommissie in deze zaak is lid van de zittende magistratuur - zal voorbij worden gegaan, omdat de zaak in beroep opnieuw
wordt behandeld.

In artikel 36, tweede lid, Pbw is bepaald dat de directeur post afkomstig van of bestemd voor gedetineerden mag openen en onderzoeken. Indien het gaat om poststukken die vallen onder het begrip geprivilegieerde post zoals omschreven in artikel 37,
eerste lid, Pbw dient dit onderzoek in aanwezigheid van de gedetineerde te geschieden.
In het tweede lid van artikel 8 EVRM staat vermeld dat het recht op respect voor de persoonlijke levenssfeer kan worden beperkt voor zover daarin onder andere bij wet is voorzien. Voorgeschreven wettelijke regeling kan als een geoorloofde inbreuk op de
persoonlijke levenssfeer worden beschouwd.

Wat betreft het openen van enveloppen van de Open Universiteit en de SDU klantenservice komt de beroepscommissie tot het oordeel dat de beklagcommissie op goede gronden en met juistheid op deze beklagen heeft beslist. Het beroep zal in zoverre
ongegrond
worden verklaard.

Wat betreft het door de directeur aan klager retourneren van niet van een dagtekening voorzien zijnde enveloppen met daarin klaagschriften overweegt de beroepscommissie het volgende.
Op grond van het bepaalde in artikel 61, tweede lid, Pbw kan de indiening van een klaagschrift geschieden door tussenkomst van de directeur van de inrichting waar de gedetineerde verblijft. De directeur draagt er in dat geval zorg voor dat het
klaagschrift of, indien het klaagschrift zich in een envelop bevindt, de envelop van een dagtekening wordt voorzien welke geldt als dag van indiening, en het klaagschrift vervolgens wordt doorgezonden naar de beklagcommissie. De handelswijze van de
directeur moet als strijdig met het vorenstaande worden aangemerkt, zodat het beroep en het beklag op dit beklagonderdeel gegrond moeten worden verklaard.

Wat betreft de wijze van aanbieden van de klaagschriften het volgende.
De directeur stelt in beklag dat klaagschriften die door tussenkomst van de directeur verzonden worden, geopend aangeboden dienen te worden.
Post afkomstig van een gedetineerde welke is gericht aan de beklag- of beroepscommissie valt onder het begrip geprivilegieerde post zoals omschreven in artikel 37, eerste lid, Pbw. Dergelijke post mag niet buiten de aanwezigheid van de gedetineerde
geopend dan wel onderzocht worden. De regel dat klaagschriften in een geopende envelop aangeboden moeten worden is naar het oordeel van de beroepscommissie dan ook in strijd met artikel 36, tweede lid, Pbw. Het beroep zal ook op dit onderdeel gegrond
worden verklaard.

De beroepscommissie is van oordeel dat klager met de gegrondverklaring voldoende tegemoet wordt gekomen en ziet geen aanleiding om een geldelijke tegemoetkoming toe te kennen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond ten aanzien van het tweede beklag, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag in zoverre alsnog gegrond. Zij verklaart het beroep voor het overige ongegrond en
bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. Kersten, secretaris, op 29 januari 2010

secretaris voorzitter

Naar boven