Nummer: 09/3247/GB
Betreft: [klager] datum: 29 januari 2010
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D.H. van den Elzen, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 16 november 2009 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis Veenhuizen ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sedert 9 juni 2009 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring (h.v.b.) Alphen te Alphen aan den Rijn. Op 19 november is hij geplaatst in de gevangenis Veenhuizen, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Het bezwaarschrift wordt met een verwijzing naar algemeen beleid ten aanzien van gedetineerde vreemdelingen ter zijde geschoven. Niet wordt gemotiveerd waarom dit zwaarder dient te wegen dan het recht op adequate verdediging of de last die klager
ondervindt doordat hij telkens als dat van hem wordt vereist naar Den Haag dient te reizen. Het feit dat de reistijd ook voor de raadsman vervelend is, is in tegenstelling tot wat de selectiefunctionaris aanneemt, geen grond van het bezwaar. Het gaat
er
immers om dat klager niet de verdediging kan krijgen waarop hij recht heeft. Het recht op adequate verdediging wordt verregaand belemmerd, zonder dat enig ander doel hiermee wordt gediend dan enkel het volgen van beleid. Een dergelijke beperking van de
rechten van klager is onacceptabel. Op grond daarvan en omdat de beslissing niet (voldoende) is gemotiveerd, kan deze beslissing op bezwaar niet in stand blijven.
Klager verzoekt om terugplaatsing naar het h.v.b. Alphen en is van mening dat de verweerder dient te worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager behoort tot de categorie gedetineerden die na ommekomst van hun detentie het land worden uitgezet terug naar het land van herkomst. De gevangenis Veenhuizen is één van de twee inrichtingen die is ingericht als een inrichting voor strafrechtelijk
gedetineerde vreemdelingen, als bedoeld in artikel 20b, tweede lid aanhef en onder a, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) en in dit geval voor gedetineerden met een strafrestant langer dan vier
maanden. In deze inrichting wordt gestart met de voorbereiding op de terugkeer naar het land van herkomst.
De raadsman geeft aan dat de reis naar Den Haag onacceptabel is en dat er nog niet hoeft te worden begonnen met een voorbereiding op de terugkeer naar het land van herkomst. De selectiefunctionaris is van oordeel dat voldoende aannemelijk is gemaakt en
gemotiveerd waarom klager is overgeplaatst naar de gevangenis Veenhuizen.
4. De beoordeling
4.1. De gevangenis Veenhuizen is een inrichting voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau. Dit is tevens een inrichting voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen, als bedoeld in artikel 20b, tweede
lid aanhef en onder a, van de Regeling .
4.2. Klager, die in eerste aanleg is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap worden geplaatst.
4.3. Artikel 20b van de Regeling luidt: “1. In de inrichtingen of afdelingen voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen worden vreemdelingen geplaatst die na de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf geen rechtmatig verblijf hebben in
Nederland
in de zin van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000. 2. De inrichtingen of afdelingen voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen kunnen worden onderscheiden in: a. inrichtingen of afdelingen voor gedetineerden als bedoeld in het eerste lid met
een
strafrestant van ten minste vier maanden; b. inrichtingen of afdelingen voor gedetineerden als bedoeld in het eerste lid met een strafrestant van minder dan vier maanden. 3. In inrichtingen of afdelingen voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen
kunnen tevens gedetineerden als bedoeld in het eerste lid worden geplaatst voor de tenuitvoerlegging van voorlopige hechtenis vóór veroordeling in eerste aanleg. 4. Plaatsing in een andere inrichting of afdeling dan bedoeld in dit artikel is in ieder
geval aangewezen als het gedetineerden betreft als bedoeld in artikel 20a.”
4.4. Klager wil in verband met de reistijd ten gevolge waarvan een adequate verdediging wordt belemmerd, worden teruggeplaatst naar Alphen aan den Rijn.
Klager verblijft onrechtmatig in Nederland en zal na ommekomst van de detentie naar zijn land van herkomst worden uitgezet. Klager heeft bovendien een strafrestant van meer dan vier maanden. Voor dergelijke gedetineerden is de gevangenis Veenhuizen
bestemd. Bij aanwezigheid van bijzondere omstandigheden kan een uitzondering worden gemaakt op dit plaatsingsbeleid. Van dergelijke omstandigheden is niet gebleken. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris
kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
Voor zover klager heeft verzocht om een veroordeling van de selectiefunctionaris in de door klager gemaakte proceskosten, geldt dat de Pbw een dergelijke beslissing niet kent. De beroepscommissie wijst dit verzoek af.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. Kersten, secretaris, op 29 januari 2010
secretaris voorzitter