Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/2695/SGA, 29 september 2009, schorsing
Uitspraakdatum:29-09-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Post  v

Uitspraak

Nummer: 09/2695/SGA

Betreft: [klager] datum: 29 september 2009

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie De Marwei te Leeuwarden.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van genoemde locatie d.d. 21 september 2009, inhoudende de weigering om een bij een poststuk bijgesloten
voorwerp aan verzoeker uit te reiken.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de schriftelijke inlichtingen van de directeur d.d. 28 september 2009. De secretaris van de beklagcommissie heeft tot op heden niet gereageerd op het verzoek van de voorzitter om inlichtingen.

1. De standpunten van verzoeker en van de directeur
Verzoeker heeft aangevoerd dat de directeur zich schuldig heeft gemaakt aan schending van artikel 8 EVRM en artikel 58 van het Pbw. De directeur heeft de wettelijke vormvoorschriften ingevolge artikel 58, eerste en tweede lid, sub a en vierde lid van
de
Pbw niet nageleefd zodat de beslissing lijdt aan substantiële nietigheid. Nu de in artikel 8 EVRM genoemde inmenging door de directeur niet noodzakelijk was is er tevens sprake van schending van artikel 8 EVRM. De verplichte mededeling ex artikel 58,
tweede lid, sub a van de Pbw heeft verzoeker niet ontvangen en dus is er geen sprake van “onverwijld” in de zin van artikel 58 Pbw. Het schorsingsverzoek dient derhalve te worden toegewezen. Verzoeker is ernstig in zijn verdediging geschaad omdat hij
in
beklag moet gaan zonder te weten op welke gronden de weigering berust.

De directeur heeft onder meer het volgende naar voren gebracht. Verzoeker heeft een poststuk toegestuurd gekregen dat bij controle onder meer een pas bleek te bevatten. Deze gesealde pas, een bewijs dat hij een studie volgt aan de VU, is niet volledig
controleerbaar en om die reden niet aan verzoeker uitgereikt. Op grond van artikel 36, vierde lid van de Pbw dient het schorsingsverzoek te worden afgewezen. De pas is opgeslagen in zijn fouillering. Verzoeker heeft het poststuk ontvangen, met daarop
een aantekening dat de pas in de fouillering wordt bewaard. Door deze pas niet daadwerkelijk op cel te hebben lijdt verzoeker geen nadeel.

2. De beoordeling
De voorzitter heeft nog geen inlichtingen ontvangen van de secretaris van voormelde beklagcommissie. Uit het verzoek valt af te leiden dat verzoeker op 22 september 2009 een klaagschrift heeft ingediend bij de beklagcommissie. Gezien het vorenstaande
acht de voorzitter aannemelijk dat een klaagschrift is ingediend zodat verzoeker zal worden ontvangen in zijn verzoek.

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing.

Artikel 58 van de Pbw luidt - voor zover van belang - : “ - 1. De directeur geeft de gedetineerde van elke beslissing als bedoeld in artikel 57, eerste lid, onverwijld schriftelijk en zoveel mogelijk in een voor hem begrijpelijke taal een met redenen
omklede, gedagtekende en ondertekende mededeling. – 2. De directeur geeft de gedetineerde op de in het eerste lid omschreven wijze een mededeling omtrent: a. de weigering van verzending of uitreiking van een brief of een ander poststuk dan wel van
bijgesloten voorwerpen, bedoeld in artikel 36, vierde lid, van de Pbw. (...)”.

Uit de stukken is naar voren gekomen dat verzoeker het poststuk heeft ontvangen, met daarop slechts een aantekening dat de pas voor hem wordt bewaard in de fouillering. Nu er geen sprake is van een met redenen omklede, gedagtekende en ondertekende
mededeling voldoet de beslissing van de directeur - naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – niet aan de wettelijke vormvoorschriften als bepaald in artikel 57 en 58 van de Pbw.
Doel van die vormvoorschriften is (onder meer) de betrokkene op de hoogte te stellen van de redenen voor de betreffende beslissing en het op de hoogte stellen van de rechtsmiddelen die tegen die beslissing ingesteld kunnen worden. Nu de gronden door de
directeur zijn toegelicht in zijn reactie op het schorsingsverzoek en verzoeker tijdig van de hem ten dienste rechtsmiddelen (i.c. het indienen van een klaagschrift en een schorsingsverzoek) heeft verzoeker feitelijk geen nadeel ondervonden van dat
(formele) verzuim van de directeur. Dat verzuim hoeft daarom in dit geval niet tot een schorsing van de bestreden beslissing te leiden.
Dat geldt temeer nu de directeur de onwenselijkheid van onder berusting houden van een studiepas als de onderhavige – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – voldoende aannemelijk heeft gemaakt. De voorzitter overweegt daarbij nog dat hij er
vanuit gaat dat de directeur aan verzoeker – indien aannemelijk is dat verzoeker de op die studiepas vermelde gegevens nodig heeft – een door een medewerker van de inrichting gemaakte fotokopie van die studiepas zal verstrekken.
Het schorsingsverzoek zal daarom worden afgewezen.

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gegeven door mr. A.G. Coumans, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 29 september 2009.

secretaris voorzitter

Naar boven