nummer: 09/2459/GA
betreft: [klager] datum: 6 januari 2010
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 27 augustus 2009 van de alleensprekende beklagrechter bij de gevangenis De Schie te Rotterdam,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde gevangenis in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het feit dat klager geen compensatie heeft gekregen ondanks de gegrondverklaring van zijn klacht omtrent maaltijdverstrekking.
De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep, zakelijk weergeven, als volgt toegelicht. Klager is in beklag gegaan naar aanleiding van een krantenartikel waaruit bleek dat hetgeen hem tijdens een eerdere beklagzaak is
uitgelegd omtrent de verstrekking van halal-voedsel niet op waarheid berust. De zaak waar het hier om gaat is echter zonder zijn aanwezigheid afgedaan. De beklagrechter heeft zijn klacht verkeerd beoordeeld. Het gaat klager er in dit beklag om dat hij
is voorgelogen, daarvoor wil hij schadevergoeding. Klager wil zijn klacht mondeling toelichten.
De directeur heeft daarop geantwoord als tegenover de beklagrechter. Voorts wordt aangevoerd dat de directie niet zonder meer in staat was om andere maaltijden te leveren, omdat er een contract was met de cateraar. De directie heeft zich wel tot het
uiterste ingespannen en klager geruime tijd personeelsmaaltijden verstrekt. De door klager met zijn beklag bedoelde situatie heeft voor hem niet lang bestaan. Gezien de mate waarin zijn zaak serieus is afgedaan, er rekening is gehouden met zijn
belangen
en het feit dat hij bijna een jaar later nog met een claim komt, is de directeur van mening dat klager niet-ontvankelijk is.
3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen en wijst het verzoek van klager om het beroep mondeling toe te lichten af.
Klager vordert schadevergoeding omdat hij zou zijn voorgelogen omtrent de verstrekking van halalvoedsel. Waaruit dat voorgelogen zijn bestaan zou hebben vermeldt klager niet. In een eerdere beklagzaak heeft de beklagcommissie klagers beklag betreffende
het hem ten onrechte verstrekt hebben van halalvoedsel gegrond verklaard, maar geen tegemoetkoming toegekend. Klager heeft tegen die uitspraak geen beroep ingesteld.
Gelet op het vorenstaande acht de beroepscommissie geen gronden aanwezig voor het toekennen van een schadevergoeding.
Dit leidt tot na te melden beslissing.
4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. Kersten, secretaris, op 6 januari 2010
secretaris voorzitter