Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/2063/TB, 12 januari 2010, beroep
Uitspraakdatum:12-01-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/2063/TB

betreft: [klager] datum: 12 januari 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.D. Kloosterman, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 20 juli 2009 van de Staatssecretaris van Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 15 december 2009, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam, zijn gehoord klagers raadsman mr. A.D. Kloosterman en namens de Staatssecretaris [...], werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen
van het ministerie van Justitie, en [...], psychiater bij De Kijvelanden te Poortugaal (hierna: De Kijvelanden).
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist klager te plaatsen in een longstayvoorziening van FPC De Pompestichting (hierna: Pompestichting).

2. De feiten
Klager is bij op 18 september 2001 onherroepelijk geworden uitspraak van 30 juni 2000 van het Gerechtshof te Amsterdam veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 10 jaar met aftrek en ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot
verpleging
van overheidswege. Klagers tbs is op 28 april 2005 aangevangen door plaatsing in FPC De Kijvelanden. Deze inrichting heeft klager op 5 juli 2007 aangemeld voor plaatsing op een longstayafdeling.
Op 28 februari 2008 heeft [...], psychiater, geadviseerd klager in een longstayvoorziening te plaatsen.
[...], psycholoog, heeft op 17 maart 2008 eveneens geadviseerd klager in een longstayvoorziening te plaatsen.
Bij advies van 18 september 2008 van de Landelijke Adviescommissie Plaatsing (LAP) is aangegeven dat de behandelaar ten aanzien van klager in alle redelijkheid tot de longstayindicatie heeft kunnen komen.
De Staatssecretaris heeft op 20 juli 2009 beslist klager in een longstayvoorziening van de Pompestichting te plaatsen. Klager is inmiddels geplaatst in de longstayvoorziening van de Pompestichting te Vught.

Klager heeft tweemaal eerder tbs ondergaan. In 1966 was sprake van veroordeling tot een gevangenisstraf van acht maanden met aftrek en bevel tot tenuitvoerlegging van een in 1965 voorwaardelijk opgelegde terbeschikkingstelling van de regering (tbr).
Hij
heeft op grond daarvan verbleven in Veldzicht, de Pompekliniek, het Meijers Instituut en de Van Mesdagkliniek
Vervolgens is klager op 28 februari 1980 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden met aftrek en tbr. Klager heeft verbleven in respectievelijk het Meijers Instituut en de Van Mesdagkliniek tot aan de contraire beëindiging van zijn tbs in mei
1994.

3. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Een longstayplaatsing is nu nog niet aan de orde. Klager bestrijdt dat er in zijn geval, zoals is aangegeven in de over hem uitgebrachte rapportages, geen zicht meer op enige behandeling is. Klager ontkent het indexdelict en wil daarom niet over het
delict praten. Er zijn te weinig handvatten om een herzieningsprocedure te starten. Klager kan over andere zaken wel goed zijn woordje doen, zoals bijvoorbeeld over het maken van stoelen in de inrichting. Klager is daar trots op en ontleent daar als
het
ware zijn identiteit aan. De Kijvelanden is tekort geschoten in het in simpele taal praten met klager en zo te proberen tot iets te komen. Andere klinieken, zoals de Van der Hoevenkliniek, behandelen wel patiënten die het indexdelict ontkennen. Klager
heeft nooit incidenten veroorzaakt of gescholden. Er moet met hem meer te bereiken zijn dan in De Kijvelanden is gelukt.
Klager vindt het nu wel oké in Vught, omdat er weinig van hem wordt verwacht. Als er echter ook nog maar enige behandelmogelijkheid is, dan heeft klager nog een kans, mits men hem met het oog op de delictontkenning op de juiste manier probeert te
behandelen. In De Kijvelanden is dat niet gebeurd. Er zijn meer mensen met eenzelfde soort stoornis als die van klager. Daarom kan worden betwijfeld of De Kijvelanden wel goed naar klager als mens heeft gekeken en niet alleen vanwege de veiligheid van
de maatschappij bij voorbaat heeft geconcludeerd dat klager niet behandelbaar is.
Klager en zijn raadsman hebben er weinig vertrouwen in dat zich in de longstayvoorziening te Vught een mogelijkheid tot verandering zal voordoen, nu klager daar niet wordt behandeld. In de praktijk wordt ook niet gekeken of er veranderingen zijn en
worden geen overplaatsingsverzoeken door de longstayvoorzieningen ingediend. Daarom is de kans op levenslange vrijheidsberoving in geval van een longstayplaatsing dus zeer groot.
Het beroep moet daarom gegrond worden verklaard.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
De beslissing tot plaatsing van klager in een longstayvoorziening kon in het licht van de over klager uitgebrachte rapportages in redelijkheid worden genomen.
Niet alleen De Kijvelanden geeft aan dat klager niet behandelbaar is in die zin dat het delictgevaar vermindert. Klager heeft twee keer eerder tbs ondergaan en is in verscheidene tbs-klinieken behandeld. Door twee rapporteurs van het Nederlands
Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) is rapportage over klager uitgebracht. De LAP heeft advies uitgebracht. In alle over klager uitgebrachte stukken wordt dezelfde conclusie getrokken, namelijk dat klagers
persoonlijkheidsstoornis niet toegankelijk is voor een therapeutische benadering tot vermindering van het hoog ingeschatte delictgevaar.
Het verblijf in de longstay hoeft geen levenslange vrijheidsberoving in te houden. Als sprake is van een zodanige verandering dat behandeling mogelijk lijkt, kan worden verzocht tot een overplaatsing naar een behandelinrichting. De Pompestichting dient
dergelijke verzoeken ook in. Wat betreft klager ligt dit nu niet voor de hand. Verder zal de noodzaak van een voortdurend verblijf in de longstay volgens het Beleidskader longstay forensische zorg periodiek worden getoetst.
Het beroep moet daarom ongegrond worden verklaard.

De heer [...] heeft namens de Staatssecretaris inhoudelijk nog het volgende naar voren gebracht.
De omstandigheid dat een patiënt het indexdelict ontkent, houdt niet per definitie in dat een longstayplaatsing moet volgen. Wel vormt de delictontkenning een groot probleem in de behandeling. In dat geval wordt altijd gekeken naar een ingang tot
contact, ook in De Kijvelanden. Het is een onderdeel van het vak om mensen te proberen te motiveren tot contact en behandeling. Bij klager staat met name zijn pathologie aan contact en behandeling in de weg. Bij klager is diagnostisch gezien sprake van
een antisociale persoonlijkheid, waarbij het paranoïde beeld op de voorgrond staat. Dit beeld is niet beduidend afgenomen. Borderline was aan het eind van de opname minder aan de orde. Klager is een ernstig beschadigde man, die wantrouwend en
achterdochtig is naar anderen. Daarnaast spelen ook extreme, bizarre gewelddadige seksuele fantasieën een rol, ook nog recent in De Kijvelanden. Eigenlijk is dat een voortzetting van wat er al was, als je naar het verloop van de delicten kijkt.
Klager heeft, afhankelijk van de behandelfase, op verschillende afdelingen verbleven. Er is weinig contact van klager met de inrichting, zij het dat in de loop der tijd daar wel enige verbetering in is gekomen. Bij teveel spanning en stress neigde
klager tot het zich terugtrekken op de kamer en kon hij soms tot automutilatie komen. Dit laatste is in de laatste periode van verblijf in De Kijvelanden beduidend verminderd dankzij medicatie. Er zijn geen incidenten tegen anderen geweest. Er was wel
sprake van enige verbetering in het klinische beeld van klager, maar niet in het delictgedrag. Klager is een volledig behandelprogramma aangeboden, maar wilde ondanks pogingen van De Kijvelanden om hem daarvoor te motiveren alleen bepaalde blokken
doen.
Ook is het via medicatie geprobeerd in de hoop dat klager beter zou gaan functioneren, meer contact zou maken en over zijn delict zou gaan praten. Bij delictontkenning staat niet alles stil in de behandeling. Wel is het zo dat een resocialisatietraject
is uitgesloten als een patiënt zijn delict niet wil bespreken. Klager bleef zijn delict glashard ontkennen en kwam daarin zodanig overtuigd over, dat de inrichting daardoor even aan het twijfelen werd gebracht. Gezien zijn dossier is het
onwaarschijnlijk dat klager het delict niet heeft gepleegd, maar het is niet aan de inrichting om daarover te oordelen. Getracht is om met klager niet op resocialisatie gerichte gedragsmodules te doorlopen, maar klager kan enorm snel ontregelen bij
spanning. Daarom is meer ingezet op een goed functioneren van klager in een klinische setting.
De Kijvelanden is van mening dat in de inrichting geen behandeling van klager meer mogelijk is. Hooguit zou tot vermindering van symptomen gekomen kunnen worden, maar niet tot vermindering van het recidiverisico en zeker niet tot een zelfstandig
functioneren van klager in de maatschappij. Klagers defecten zijn zo structureel dat hij niet tot gedragsverandering kan komen. Klager heeft een vrij laag IQ en heeft geen inzicht om tot gedragsverandering te kunnen komen. Het begripsvermogen van
klager
is beperkt.

4. De beoordeling
De omstandigheid dat klager meent dat hij ten onrechte voor het indexdelict is veroordeeld en tbs is opgelegd, valt buiten de reikwijdte van de onderhavige procedure. In de onderhavige procedure gaat het uitsluitend om bezwaren tegen plaatsing in een
longstayvoorziening, waarbij de beroepscommissie moet uitgaan van de veroordeling en oplegging van tbs vanwege het indexdelict.

Bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in haar overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de tbs-gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de tbs-gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Volgens het door de Staatssecretaris gevolgde longstaybeleid komt een ter beschikking gestelde, met inachtneming van de voornoemde eisen van artikel 11, tweede lid, van de Bvt, in aanmerking voor plaatsing in een longstayvoorziening, indien
a) er blijkens recente risicotaxatie risico bestaat dat hij een ernstig delict pleegt en het risico voor fysieke schade van anderen zodanig groot is dat de maatschappij daartegen moet worden beschermd,
b) beveiliging naast eventuele zorg nodig is om te voorkomen dat hij tot onder a) bedoeld ernstig delict komt,
c) het delictrisico niet zodanig is afgenomen dan wel beheersbaar is geworden dat hij buiten de onder b) bedoelde vormen van beveiliging en toezicht kan,
d) hij conform ‘state of the art’ alle behandelmogelijkheden heeft ondergaan, bij voorkeur in twee behandelsettingen, zonder dat dit heeft geleid tot een substantiële vermindering van het delictgevaar, en
e) er geen mogelijkheid is tot plaatsing in de Geestelijke Gezondheidszorg vanwege het vereiste hoge beveiligingsniveau.

Gelet op de uitgebrachte rapportages en adviezen omtrent klagers diagnose, behandelbaarheid en delictgevaarlijkheid waaronder de aanmelding voor de longstayplaatsing van 5 juli 2007, de rapportages van de NIFP-rapporteurs van 28 februari 2008 en 17
maart 2008, alsmede het advies van de LAP van 18 september 2008
- welke naar het oordeel van de beroepscommissie alle voldoende zorgvuldig tot stand zijn gekomen en betrokken kunnen worden bij de vraag naar de noodzaak om klager te doen verblijven in een longstayvoorziening - , heeft de Staatssecretaris er in
redelijkheid van uit mogen gaan dat voortzetting van klagers verblijf op een behandelafdeling in De Kijvelanden niet langer aan het doel daarvan beantwoordde, dat klager aan alle criteria voor plaatsing op een longstayafdeling voldoet en dat derhalve
een longstayvoorziening vooralsnog als de meest aangewezen plaats voor tenuitvoerlegging van de tbs moet worden aangemerkt.
Hierbij is met name in aanmerking genomen dat klager blijkens alle over hem in het kader van de longstayplaatsing uitgebrachte rapportages vanwege zijn persoonlijkheidsstoornis niet behandelbaar is gebleken en als voortdurend delictgevaarlijk wordt
aangemerkt.
Voor de aannemelijkheid van klagers stelling dat hem in De Kijvelanden niet op de juiste wijze behandeling is aangeboden in het licht van de ontkenning van zijn indexdelict en dat daartoe in een andere tbs-inrichting nog een poging zou moeten worden
ondernomen, wordt geen grond gevonden in de stukken die door de Staatssecretaris in het kader van de onderhavige procedure zijn ingebracht en in hetgeen met name [...] ter zitting naar voren is gebracht.
Verder is in aanmerking genomen dat ook in een longstayvoorziening wordt bezien of enige vorm van behandeling tot de mogelijkheden kan gaan behoren en dat het behandelteam in voorkomende gevallen kan besluiten de Staatssecretaris te verzoeken
een patiënt over te plaatsen naar een reguliere behandelinrichting. Klager kan ook zelf daartoe een verzoek bij de Staatssecretaris indienen als hij meent dat een behandeling mogelijk is geworden. Daarnaast zal op grond van het Beleidskader longstay
forensische zorg driejaarlijks de noodzaak van voortgezet verblijf in een longstayvoorziening worden getoetst.

Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen kan de beslissing klager in een longstayvoorziening van de Pompestichting te plaatsen, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. dr. E.J. Hofstee, voorzitter, mr. drs. T.A.M. Louwe en mr. R.P.G.L.M. Verbunt, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 12 januari 2010

secretaris voorzitter

Naar boven