Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/1528/GA, 18 januari 2010, beroep
Uitspraakdatum:18-01-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/1528/GA

betreft: [klager] datum: 18 januari 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J. Kral, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 28 mei 2009 van de beklagcommissie bij de gevangenis Grave

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 4 december 2009, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. H.M.S. Cremers, en [...] en [...] respectievelijk unit-directeur en juridisch
medewerker bij de p.i. Noord-Brabant Noord.

De beroepscommissie heeft klager en de directeur in de gelegenheid gesteld om in onderling overleg te komen tot een schadevergoedingsregeling met betrekking tot de vermissing van klagers eigendommen. Klager en de directeur hebben gemeld dat het overleg
niet tot een voor partijen bevredigend resultaat heeft geleid. De beroepscommissie zal het beroep als hierna te melden afdoen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de vermissing van goederen bij gelegenheid van een overplaatsing vanuit de locatie Maashegge naar de gevangenis Grave.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is ter zitting het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft zijn eigendommen nog steeds niet teruggekregen. Hij is indertijd vanuit het huis van bewaring (h.v.b.) Maashegge overgeplaatst naar de gevangenis Grave. Hij mocht zelf een doosje mee nemen bij die overplaatsing. Daarna heeft hij in Grave
nog één doos met goederen ontvangen. Klagers radio zat niet bij de goederen die in die doos zaten. Hij kreeg die radio op een later moment van een medegedetineerde. De doos die hem werd uitgereikt in Grave bevatte niet veel goederen. Klager heeft later
gehoord dat er nog een tweede doos van hem in Grave moet zijn aangekomen. Die doos heeft hij nooit ontvangen. Klager heeft getekend voor de ontvangst van slechts één doos. De directeur van het h.v.b. Maashegge wilde geen lijst maken van goederen die
daar zijn achtergebleven. Klager heeft overigens alleen de voor hem meest belangrijke goederen als vermist vermeld. Klager heeft zelf om overplaatsing verzocht. Op de dag van de overplaatsing kreeg hij te horen dat hij alle eigendommen moest inpakken.
In de daarvoor gestelde tijd lukte hem dat niet. Omdat het busje inmiddels klaar stond, heeft het personeel toen aan klager aangeboden de rest van de goederen na te zenden. Vervolgens is er in Grave een en ander misgegaan met de goederen van klager.
Dat
kan ook blijken uit het feit dat er sprake is van drie verschillende vrachtbrieven. Het betrof uiteindelijk drie dozen met goederen. Klager heeft slechts één doos ontvangen. Klager stelt zich op het standpunt dat de inrichting invoerlijsten had moeten
hanteren. De problematiek met betrekking tot de gebrekkige registratie van inkomende en de inrichting verlatende goederen is al jaren bekend. Vast staat dat klager één doos niet heeft ontvangen. Klager heeft hierdoor schade geleden en komt daarom in
aanmerking voor een schadevergoeding. Met betrekking tot de hoogte van de door klager gestelde schade geldt dat de opgave daaromtrent door klager geloofwaardig is. Klager mist een aantal dure goederen.

De directeur heeft ter zitting zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Er is bij de ontvangst van de goederen van klager een en ander fout gegaan. Op zich kan worden vastgesteld dat er via de Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O) een tweetal dozen in Grave is ontvangen. De inhoud daarvan had aan klager moeten worden
uitgereikt. Dat is niet gebeurd. De directeur van de gevangenis Grave is op zich aansprakelijk voor de vermissing van die goederen. Hetgeen in dit geval gebeurd is, is voor de inrichting heel ongebruikelijk. Normaal gesproken wordt er heel nauwkeurig
omgegaan met de ingevoerde goederen. Er is overigens pas tijdens de behandeling van het beroep van klager duidelijkheid ontstaan over het aantal dozen van klager. Toen bleek immers dat er sprake was van twee vrachtbrieven. Navraag bij de badafdeling
van
het h.v.b. Maashegge heeft overigens niets opgeleverd. De directeur heeft niet met klager gesproken over een schadevergoeding omdat de zaak in behandeling was bij de beroepscommissie.

3. De beoordeling
Aan de hand van de vrachtbrieven met nummers 166670 en 166671 is aannemelijk dat op 21 januari 2009 door een medewerker van de Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O) twee dozen met aan klager toebehorende goederen zijn opgehaald bij de locatie
Maashegge
in Overloon. Uit de kopieën van die vrachtbrieven komt voorts naar voren dat beide dozen zijn aangeboden bij de gevangenis Grave en dat daar voor ontvangst van die dozen is getekend. Nu onweersproken is dat aan klager slechts één doos met eigendommen
is uitgereikt, kan de uitspraak van de beklagcommissie niet in stand blijven en dient het beklag alsnog gegrond te worden verklaard..

Nu het beklag gegrond zal worden verklaard, staat de beroepscommissie voor de vraag of er een tegemoetkoming dient te worden toegekend en zo ja, of daarbij de door klager gestelde schade dient te worden betrokken. In beginsel kan bij de bepaling van de
hoogte van de tegemoetkoming rekening worden gehouden met eventuele schade. Vereist is dan wel dat de bepaling van het schadebedrag eenvoudig van aard is.

De beroepscommissie stelt vast dat klager schade heeft geleden doordat hij een aantal aan hem toebehorende goederen nimmer heeft ontvangen. Klager heeft de hoogte van de schade begroot op ongeveer € 1.750,=. Nu klager geen aankoopbewijzen van die
vermiste goederen heeft overgelegd en ook – buiten vermelding van de globale aanschafwaarde – geen melding heeft gemaakt van de momenten van aanschaf van die goederen, is de bepaling van het schadebedrag niet van eenvoudige aard. De beroepscommissie
zal
daarom alleen een tegemoetkoming toekennen voor het door verzoeker ondervonden ongemak. Zij zal de hoogte daarvan vaststellen op € 250,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 250,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 18 januari 2010

secretaris voorzitter

Naar boven