Nummer: 09/3239/GB
Betreft: [klager] datum: 15 januari 2010
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. G.I. Roos, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 17 november 2009 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem niet over te plaatsen naar een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) met regimair verlof ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sedert 23 november 2007 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis Alphen. Op 18 december 2009 is hij overgeplaatst naar paviljoen C van de beperkt beveiligde inrichting Heerhugowaard, waar een regime van algehele gemeenschap geldt, zonder
regimair verlof.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
De ongegrondverklaring is onder meer gebaseerd op het negatieve advies van de Advocaat-Generaal. In dit advies wordt het hoge recidiverisico genoemd, evenals de maatschappelijke verontwaardiging die plaats zal vinden bij een eventueel verlof. Waar dit
op is gebaseerd wordt slechts onderbouwd door de opmerking dat klager in eerste aanleg voor meer dan 30 inbraken is veroordeeld.
Gesproken wordt over een hoog recidiverisico. Opmerkelijk is dat klager in het RISc scoringsprofiel niet eenmaal op een van de onderdelen hoog scoort.
Klager erkent dat de gepleegde delicten vallen in een lopende proeftijd, echter dit betrof een veroordeling voor overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet. De delicten zijn derhalve niet van een soortgelijke aard dat dit gegeven zou kunnen
leiden tot de conclusie dat sprake is van een hoog recidiverisico.
Er heeft geen zuivere belangenafweging plaatsgehad. De afwijzing is enkel gebaseerd op de negatieve aspecten en de vele positieve aspecten van klager zijn buiten beschouwing gelaten, zoals de positieve adviezen van het Bureau Terugdringen Recidive, de
Reclassering, De Waag, de politie en de inrichting zelf.
Tot slot wordt aangevoerd dat een medeverdachte van klager al is overgeplaatst naar een b.b.i. en inmiddels in aanmerking komt voor elektronische detentie.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager komt niet in aanmerking voor een b.b.i. met regimair verlof vanwege de snelle recidive en het negatieve advies van de Advocaat-Generaal.
Uit het uittreksel van het Justitieel Documentatieregister blijkt de aanzienlijke recidivestaat. Ook blijkt dat klager ten tijde van het plegen van zijn delicten nog in de proeftijd van een eerdere veroordeling zat.
Voorts is de uitkomst van de RISc hoog, terwijl dit laag of midden had moeten zijn. Bij een RISc worden de punten die worden toegekend aan een score bij elkaar opgeteld en dat geeft in dit geval als uitkomst dat de totaalscore hoog is.
Bij de beslissing is een afweging gemaakt tussen alle adviezen en het gedrag in de inrichting. Op klagers gedrag is niet veel aan te merken, echter het feit dat hij snel recidiveert en dat doet terwijl hij nog in de proeftijd van een eerdere
veroordeling zit geeft sterk de indruk dat klager moeite heeft met afspraken. Klager is geselecteerd voor een b.b.i. zonder regimair verlof om alvast een start te kunnen maken met de behandeling bij De Waag. Als de behandeling gestart is en klager laat
zien met de beperkte vrijheden daar om te kunnen gaan, bestaat de mogelijkheid dat klager op termijn geselecteerd wordt voor een b.b.i. met regimaire verloven.
Iedere beslissing wordt individueel getoetst en zaken van andere gedetineerden worden daarbij niet betrokken.
4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk
risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.
4.2. In de toelichting op dit artikel (Staatscourant 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving
een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.
4.3. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Hierbij is in het bijzonder gewicht toegekend
aan het negatieve advies van de Advocaat-Generaal en het daarin vervatte gegeven dat klager voor meer dan 30 inbraken is veroordeeld. Het recidivegevaar wordt hoog geacht. Voorts heeft klager vele delicten gepleegd in de proeftijd van een eerdere
veroordeling. Dat de aard van die veroordeling een andere is dan de gepleegde delicten doet daaraan niet af. Ook het adviesrapport op basis van de RISc geeft een hoog recidiverisico aan.
Dat klager in de inrichting positief gedrag laat zien is, afgezet tegen de negatieve aspecten, onvoldoende om thans tot plaatsing in een b.b.i. met regimaire verloven te beslissen. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter,
voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 15 januari 2010
secretaris voorzitter