Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/3166/GB, 13 januari 2010, beroep
Uitspraakdatum:13-01-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 09/3166/GB

Betreft: [klager] datum: 13 januari 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. G.J. van der Meer, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 5 november 2009 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem niet te plaatsen in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) niet ontvankelijk verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 18 oktober 2007 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis Lelystad.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Op 29 november 2009 heeft klager bezwaar ingediend en aangekondigd dat nadere gronden zouden volgen. De ontvangst van het bezwaarschrift is niet bevestigd en zonder aanvulling van de gronden af te wachten heeft de selectiefunctionaris een beslissing op
bezwaar genomen. Klager is niet in de gelegenheid gesteld tot aanvulling van de gronden over te gaan. Er was meer tijd nodig om de gronden in te kunnen dienen vanwege weigering tot inzage van het dossier. Klager wilde in het kader van detentiefasering
zijn dossier inzien. Doordat klager de stukken niet mocht inzien is hij beperkt in zijn mogelijkheid beslissingen aan te vechten. De bestreden beslissing is onzorgvuldig tot stand gekomen. Toen klager alvorens de selectiefunctionaris een beslissing zou
nemen naar aanleiding van het negatieve advies van de inrichting, zijn standpunt bij de selectiefunctionaris had ingediend en hij hier navraag naar deed, bleek dat de selectiefunctionaris al een beslissing had genomen. Onduidelijk is of klagers
standpunt hierin is betrokken. In de bestreden beslissing wordt gesteld dat klager zou zijn betrapt op het voorbereiden van handel in drugs. De beklagcommissie Lelystad heeft echter het beklag van klager in dit verband gegrond verklaard en
geconcludeerd
dat er geen sprake was van handel maar slechts bezit. In het selectieadvies van de inrichting wordt gesproken van verschillende eenheden softdrugs op cel, waarvan een deel zou zijn doorgeslikt, zonder dat is vast komen te staan om hoeveel gram het
ging.
Klager stelt dat er 0,03 gram hasjiesj is gevonden in zijn cel. Hij stelt niets doorgeslikt te hebben. Op verzoek van klager heeft de inrichting in het dossier geen stukken kunnen vinden waaruit kan worden afgeleid dat op enig moment de aangetroffen
hoeveelheid hasjiesj is gewogen. Ook kan de aanwezigheid van hasjiesj niet tot uitsluiting van klagers detentiefasering leiden. De Nota Drugsontmoedigingsbeleid sanctioneert alleen met uitsluiting als sprake is van handel in drugs en/of driemaal
gebruik
van softdrugs en harddrugs. Nu uit de beslissing van de beklagcommissie Lelystad is gebleken dat er geen sprake is van handel in drugs en klager evenmin meermalen is betrapt op het bezit en gebruik van drugs, is uitsluiting van de detentiefasering
volstrekt niet redelijk. De inrichting is niet ontevreden over het functioneren van klager en het TR-traject is vooralsnog niet stopgezet.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De inrichting heeft negatief geadviseerd over plaatsing in een b.b.i. in verband met het feit dat er bij klager een grote hoeveelheid drugs is aangetroffen die de directie heeft aangemeld als een handelshoeveelheid. Op zich zou dit voldoende geweest
zijn om klager voor te stellen voor een beperkt gemeenschapsregiem. Echter vanwege klagers verdere positieve gedrag en zijn inzet bij de behandeling in De Waag is voorgesteld klager in de gevangenis Lelystad te laten verblijven. Tegen deze beslissing
heeft klager bezwaar aangetekend onder vermelding dat gronden van dit bezwaar nog zouden volgen. Toen er geen gronden binnenkwamen heeft de selectiefunctionaris het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Via het BSD is vernomen dat de beklagcommissie
Lelystad van oordeel was dat het argument dat klager handelde in drugs geen stand kon houden. Enkel het bezit van een grote hoeveelheid drugs blijft staan. Het bezit van een grote hoeveelheid drugs is reeds voldoende reden om klager niet in aanmerking
te laten komen voor detentiefasering. Klager kan kennelijk nu al niet omgaan met de vrijheden voor zover hij die geniet binnen de gevangenis Lelystad. Daarom is er geen enkel vertrouwen dat hij dit wel zou kunnen binnen een b.b.i.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis Lelystad is een inrichting voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Klager, die in eerste aanleg is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap worden geplaatst.

4.3. Op grond van artikel 17, eerste lid, van de Pbw heeft de betrokkene het recht een met redenen omkleed bezwaarschrift in te dienen. In het derde lid van dat artikel is bepaald dat de selectiefunctionaris de betrokkene in de gelegenheid stelt
schriftelijk of mondeling diens bezwaarschrift toe te lichten, tenzij hij het aanstonds kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond acht.

4.4. Klagers raadsman heeft op 29 september 2009 bezwaar gemaakt tegen de selectiebeslissing van 22 september 2009 onder aanvulling van nadere gronden. Het ligt dan in de rede de raadsman de ontvangst van het bezwaar te bevestigen en een termijn te
geven voor het indienen van de nadere gronden. Dat is niet gebeurd. De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift op 5 november 2009, toen nog steeds geen gronden waren ontvangen, niet-ontvankelijk verklaard. Namens klager is in beroep aangegeven
dat
de reden waarom meer tijd nodig was om de gronden van het bezwaar te formuleren was gelegen in de weigering van de directeur van de inrichting tot (algemene) inzage in het penitentiair dossier van klager. De beroepscommissie is van oordeel dat de
bestreden beslissing, gelet op het vorenstaande, moet worden vernietigd.
De zaak wordt teruggewezen naar de selectiefunctionaris opdat deze op de inhoud van het bezwaar zoals dat in beroep kenbaar is gemaakt zal beslissen.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij
kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. van Alff, secretaris, op 13 januari 2010

secretaris voorzitter

Naar boven