nummer: 09/1866/GM
betreft: [klager] datum: 14 januari 2010
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de locatie Almere,
alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 1 juli 2009 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.
Ter zitting van de beroepscommissie van 10 december 2009, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, is klager gehoord.
De inrichtingsarts verbonden aan de locatie Almere heeft schriftelijk laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur, betreft het niet adequaat behandelen van klagers beenblessure.
2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht. Hij had bij binnenkomst in de inrichting op 14 november 2008 al last van zijn been. Het voelde alsof het zijn hamstrings waren. Klager heeft daarvoor fysiotherapie gehad, maar dat heeft weinig geholpen. De
klachten gingen niet over en werden steeds erger.
Door de klachten is hij ontheven uit zijn functie van sporthulp. Hij kon niet meer werken, maar is niet arbeidsongeschikt verklaard. Hij zat zes weken achter de deur zonder inkomen. Hij is vaak bij de medische dienst geweest en door de inrichtingsarts
onderzocht.
Hij is pas in juli 2009 verwezen naar de orthopeed. Eind augustus 2009 is door een neuroloog van het Bronovoziekenhuis geconstateerd dat hij een dubbele hernia had.
Klager begrijpt niet waarom er zo lang gewacht is voordat hij is doorverwezen naar een specialist.
Hij heeft het advies gekregen om te gaan sporten. In januari wordt hij in een open inrichting geplaatst en dan gaat hij zwemmen en hardlopen. Als sporten niet helpt, zal hij geopereerd worden. De klachten zijn er nog wel, maar zijn niet meer zo hevig.
De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen.
Klager is voor zijn beenklachten regelmatig onder de aandacht van de medische dienst geweest. Zowel op medicamenteus als therapeutisch vlak is een behandeling geboden. Helaas is dit zonder het gewenste resultaat gebleven. De pijnmedicatie is aangepast
en er is een afspraak gemaakt voor een MRI-scan.
3. De beoordeling
De beroepscommissie overweegt dat uit de stukken en met name klagers medische gegevens volgt dat klager sinds november 2008 last van zijn been had en dat hij hiervoor regelmatig de medische dienst en de inrichtingsarts heeft bezocht. Geconstateerd is
dat er sprake was van uitval en aanzienlijke spierverslapping en dat zijn klachten niet verbeterden. Desondanks is pas op 13 juli 2009 een afspraak gemaakt met de orthopeed en is op 16 juli 2009 een afspraak gemaakt voor een MRI-scan. Uiteindelijk is
vastgesteld dat klager een dubbele hernia had.
De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat onvoldoende adequaat op klagers klachten is gereageerd en dat het handelen van en namens de inrichtingsarts dient te worden aangemerkt als in strijd met de
in
artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard en aan klager zal een tegemoetkoming van € 100,= worden toegekend.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de locatie Almere toekomende tegemoetkoming op € 100,=.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, drs. J.G.J. de Boer en drs. J.H.A.M.C. Schoenmaeckers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 14 januari 2010
secretaris voorzitter