Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/2465/GM, 14 januari 2010, beroep
Uitspraakdatum:14-01-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/2465/GM

betreft: [klager] datum: 14 januari 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. I.N. Weski, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Zuid-West te Middelburg,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 27 augustus 2009 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 10 december 2009, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam is gehoord klagers raadsvrouw mr. S.M. den Hollander.

Klager en de inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Zuid-West hebben laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur, betreft het niet serieus behandelen van klagers hartklachten.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Namens klager is de klacht als volgt toegelicht.
Klager is niet adequaat behandeld. Als hij naar de medische dienst ging, werd er niet goed naar hem gekeken en gedaan alsof er niets aan de hand was. Na het dotteren is er toch weer een vernauwing ontstaan. Dit is niet serieus genomen.
Volgens de verpleegkundige kon klager gewoon werken.
Zijn advocaat mr. I.N. Weski correspondeert momenteel met de advocaat-generaal over klagers medische situatie.
In zijn familie komt hartfalen veelvuldig voor. Een neef, oom en broer zijn rond veertig, vijftig jarige leeftijd overleden aan hartklachten. De inrichtingsarts heeft daarmee te weinig rekening gehouden.
Bemiddeling is niet tot stand gekomen. Verzocht wordt om het beroep gegrond te verklaren en aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

Namens de inrichtingsarts is het volgende standpunt ingenomen.
Klager is in maart 2009 gedotterd. Hij is in mei 2009 bij de cardioloog in het ziekenhuis te Vlissingen geweest die hem stabiel bevond en hem pas over een jaar terug hoefde te zien.
Omdat klager klachten bleef houden en zich duidelijk zorgen maakte, is de cardiologie verpleegkundige uit het ziekenhuis bij hem op bezoek geweest.
Klager is bijna wekelijks bij de inrichtingsarts geweest voor controle. De medische dienst heeft zeer frequent contact met hem gehad. Hij is op de nachtstaat gezet om alert te reageren wanneer hij zou ’s avonds of ’s nachts zou bellen.

3. De beoordeling
De beroepscommissie overweegt dat uit de stukken, met name de medische gegevens, en het behandelde ter zitting volgt dat klager in verband met zijn hartklachten in mei 2009 is gezien door de cardioloog en dat deze klager stabiel heeft bevonden.
Klager heeft frequent contact gehad met de medische dienst en de inrichtingsarts en is, om hem gerust te stellen, op 2 juli 2009 bezocht door de cardiologie verpleegkundige van het ziekenhuis.
De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat door en namens de inrichtingsarts voldoende adequaat is gehandeld en dat dit handelen niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm
neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, drs. J.G.J. de Boer en drs. J.H.A.M.C. Schoenmaeckers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 14 januari 2010

secretaris voorzitter

Naar boven