nummer: 09/2492/GM
betreft: [klager] datum: 14 januari 2010
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan het detentiecentrum Alphen aan den Rijn,
alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 27 augustus 2009 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.
Ter zitting van de beroepscommissie van 10 december 2009, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager en [...] en [...], respectievelijk hoofd medische dienst en inrichtingsarts bij het detentiecentrum Alphen aan den Rijn.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van het detentiecentrum Alphen aan den Rijn, houdt in dat klager geen fysiotherapie krijgt voor wat betreft knie-, schouder- en nekklachten.
2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht.
In de periode vanaf april 2009 tot heden is hij niet onderzocht en heeft hij geen fysiotherapie gekregen. De specialist had voorgeschreven dat hij fysiotherapie voor wat betreft schouder en nek zou moeten krijgen, maar met dat voorschrift is niets
gebeurd. Hij heeft alleen twee simpele oefeningen opgekregen, maar dat lukte niet. Klager bleef last houden. Hij heeft nog steeds last van nek en schouders.
De inrichtingsarts en het hoofd van de medische dienst hebben het volgende standpunt ingenomen.
Klager heeft negen fysiotherapiebehandelingen gehad voor zijn schouder. Die behandeling is afgesloten op 17 april 2009. Klager had meerdere keren voor die behandeling al fysiotherapie gehad en was bekend met de oefeningen.
Voor wat betreft de fysiotherapie voor zijn knie heeft hij twee behandelingen gehad. Die behandeling is gestopt op 4 juni 2009.
De fysiotherapie voor schouder- en nekklachten is na drie behandelingen gestopt op 11 juni 2009.
Op 24 juli 2009 is beslist om klager even geen fysiotherapie voor te schrijven, omdat hij zeer veel fysiotherapie had gehad en wist welke oefeningen hij moet doen.
Op 4 augustus 2009 is de fysiotherapie toch weer hervat, omdat je niet door kan gaan met pijnstillers geven.
De fysiotherapeut heeft aangegeven voortzetting van fysiotherapie niet zinvol te vinden.
3. De beoordeling
Door klager is gesteld dat hem sinds april 2009 geen fysiotherapie meer is geboden. De beroepscommissie acht dit, gelet op de stukken en het behandelde ter zitting, niet aannemelijk geworden. Uit het schrijven van de inrichtingsarts van 23 juli 2009
volgt dat klager meerdere malen fysiotherapie is geboden en dat de behandeling op 11 juni 2009 met een positief resultaat is afgesloten. Klager is geadviseerd om de actieve oefentherapie, oefeningen die hij zelf kan doen, voort te zetten om herhaling
van zijn klachten te voorkomen. Omdat klager wist welke oefeningen hij moest doen, heeft de inrichtingsarts na contact met de fysiotherapeut geen reden aanwezig geacht om fysiotherapie voort te zetten.
De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen door en namens de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve
ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, drs. J.G.J. de Boer en drs. J.H.A.M.C. Schoenmaeckers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 14 januari 2010
secretaris voorzitter