Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/2378/GA, 12 januari 2010, beroep
Uitspraakdatum:12-01-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/2378/GA

betreft: [klager] datum: 12 januari 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H.M.S. Cremers, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 12 augustus 2009 van de alleensprekende beklagrechter bij de zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) De Marstal te Zeeland,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 4 december 2009, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, zijn gehoord klagers raadsvrouw, mr. H.M.S. Cremers, en [...] en [...], respectievelijk unit-directeur en juridisch adviseur bij
voormelde
z.b.b.i .
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a. een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van veertien dagen wegens ontslag bij de werkgever in verband met de diefstal van dvd’s en klagers aanbieding bij de selectiefunctionaris ter bepaling van zijn
verdere detentieroute;
b. het voorstel aan de selectiefunctionaris tot herselectie voor een andere inrichting.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Namens klager wordt gepersisteerd bij hetgeen in het beroepschrift is aangevoerd. Daarin wordt tevens verwezen naar hetgeen door klager in het klaagschrift naar voren is gebracht. Klager heeft tegenover de directeur duidelijk aangegeven wat de herkomst
van de betreffende dvd’s was. Hij is van mening dat de directeur onderzoek had moeten doen naar die herkomst. De directeur heeft dat onderzoek niet verricht. Bij klager zijn vier dvd’s aangetroffen. In de aangifte wordt gesproken over twintig dvd’s.
Klager heeft aangegeven dat één van de aangetroffen dvd’s zijn eigendom was en dat hij de andere drie dvd’s gekregen heeft van door hem met name genoemde medegedetineerden. Een en ander is echter niet door de directeur onderzocht.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Voor de directeur was het voldoende aannemelijk dat de betreffende dvd’s uit de kringloopwinkel, waar klager werkzaam was, afkomstig waren. Klager wist dat een ontslag een reden opleverde voor terugplaatsing uit de z.b.b.i. naar een meer beveiligde
inrichting. Klager is daadwerkelijk ontslagen en daarom voorgedragen voor herselectie. Naar aanleiding daarvan is besloten klager in afzondering te plaatsen. In de mededeling van de beslissing had moeten staan dat de reden voor de oplegging van die
ordemaatregel gelegen was in de vrees voor onttrekking aan detentie. Klager heeft tegen de overplaatsingsbeslissing bezwaar en beroep ingesteld.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht voldoende aannemelijk geworden dat klager naar aanleiding van de verdenking van diefstal van goederen door zijn werkgever is ontslagen. Aangezien klager in een z.b.b.i. verbleef, waarbij ontslag een reden is voor terugplaatsing
naar een meer beveiligde inrichting, heeft de directeur hem in afwachting van die overplaatsing in afzondering geplaatst. Ter zitting van de beroepscommissie heeft de directeur aangegeven dat die ordemaatregel met name is opgelegd teneinde te voorkomen
dat klager zich – gelet op het beveiligingsniveau van de z.b.b.i. – op eenvoudige wijze aan zijn detentie zou kunnen onttrekken. De beroepscommissie acht die beslissing niet onredelijk of onbillijk. Hetgeen in beroep ten aanzien van onderdeel a van het
beklag naar voren is gebracht kan daarom niet leiden tot een andere beslissing dan die van de beklagrechter. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard, met bevestiging – in zoverre – van de uitspraak van de beklagrechter.

Ten aanzien van onderdeel b van het beklag geldt dat het geven van een selectieadvies door de directeur geen beslissing is als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw. Indien en voor zover klager zich niet kan verenigen met het selectieadvies,
geldt dat tegen de beslissing van de selectiefunctionaris bezwaar open staat en – voor zover van toepassing – bij een negatieve beslissing van de selectiefunctionaris op het bezwaarschrift – beroep tegen die beslissing. Bij de behandeling van het
bezwaar- en/of het beroepschrift worden klagers bezwaren tegen het selectieadvies van de directeur beoordeeld en meegewogen. Gelet daarop kan de uitspraak van de beklagrechter, voor zover deze daarop beslist heeft, niet in stand blijven en dient
klager
alsnog niet-ontvankelijk te worden verklaard in onderdeel b van het beklag.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel a van het beklag ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter in zoverre.
Zij vernietigt de uitspraak van de beklagrechter ten aanzien van onderdeel b van het beklag en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in dit onderdeel van het beklag.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 12 januari 2010

secretaris voorzitter

Naar boven