Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/2582/TA, 12 januari 2010, beroep
Uitspraakdatum:12-01-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Schade  v

Uitspraak

nummer: 09/2582/TA

betreft: [klager] datum: 12 januari 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D.W.H.M. Wolters, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 4 september 2009 van de beklagcommissie bij De Kijvelanden te Poortugaal, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 15 december 2009, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klagers raadsman mr. D.W.H.M. Wolters en, namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting, [...] en [...].
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft, voor zover in beroep aan de orde, het moeten vergoeden van de kosten van herstel van een beschadigde ruit van een buitendeur van de afdeling.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard voor wat betreft het aansprakelijk stellen van klager voor de schade en gegrond verklaard voor wat betreft de hoogte van het door klager te betalen schadebedrag, op de gronden als in de
aangehechte
uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Volgens de huisregels van de inrichting geldt aansprakelijkheid voor opzettelijk toegebrachte schade. Van opzet bij klager is geen sprake. Het is onredelijk dat de beklagcommissie klagers aansprakelijkheid baseert op voorwaardelijke opzet, omdat er
geen
sprake van is dat klager zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans op het ontstaan van schade. Klager heeft uit boosheid de deur, die een klein beetje openstond en was vastgemaakt met een touwtje, wel een zet gegeven, maar
niet
zodanig hard dat hij kon verwachten dat de ruit daardoor kapot zou gaan. Een deur moet wel wat kunnen hebben. Mogelijk heeft de wijze waarop de deur was vastgemaakt een rol gespeeld. Als de deur helemaal openstond, zoals de inrichting aanvoert, dan is
de kans op schade groter.
Het door de inrichting genoemde opvoedkundige element is begrijpelijk, maar niet het criterium waarlangs in deze zaak moet worden geoordeeld.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Er is wel sprake van opzet. De deur stond gewoon open. De zet van klager was volstrekt niet noodzakelijk. Klager heeft dan ook het risico genomen dat er schade zou ontstaan. Klager was boos vanwege de mededeling dat zijn verlof verschoven moest worden.
Boosheid bij teleurstelling is een thema binnen klagers behandeling. Klager is een forse man en moet zich realiseren dat er iets kan gebeuren als hij de deur een zet geeft en dat hij daarvoor verantwoordelijk is. Daarom moet hij
- volgens de beklagcommissie een deel van - de schade betalen aan de inrichting. Vanuit het oogpunt van behandeling is daarbij mede sprake van een opvoedkundig element.
De inrichting heeft een aansprakelijkheidsverzekering voor door personeel en patiënten veroorzaakte schade. Het bedrag van het eigen risico is hoger dan de onderhavige schade.

3. De beoordeling
Voldoende staat vast dat klager onnodig, uit boosheid een flinke zet tegen de deur heeft gegeven, waardoor schade aan de ruit van de deur is ontstaan. Door aldus te handelen heeft klager welbewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de ruit als gevolg
daarvan beschadigd zal raken. Klager heeft dusdoende met het vereiste voorwaardelijk opzet de ruit beschadigd. Daarbij merkt de beroepscommissie op dat voor het aannemen van voorwaardelijk opzet het motief of de intentie om iets te doen of iemands
hoogst persoonlijke en verkeerde verwachting van de gevolgen van zijn gedraging, niet van belang zijn.
De beroepscommissie acht het daarom, mede gezien de omstandigheid dat de deur met een touwtje was vastgemaakt om open te blijven, dan ook niet onredelijk dat de beklagcommissie klager voor de helft van het schadebedrag aansprakelijk heeft geacht.
De beroepscommissie is dan ook van oordeel dat de beklagcommissie op goede gronden en met juistheid op het beklag heeft beslist.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. dr. E.J. Hofstee, voorzitter, mr. drs. T.A.M. Louwe en mr. R.P.G.L.M. Verbunt, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 12 januari 2010

secretaris voorzitter

Naar boven