nummer: 09/2594/GA
betreft: [klager] datum: 4 januari 2010
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D.I.A. Schröder, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 7 september 2009 van de alleensprekende beklagrechter bij paviljoen A van de locatie Westlinge te Heerhugowaard
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 27 november 2009, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. D.I.A. Schröder, en [...], unit-directeur bij de locatie Westlinge.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a. een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van 14 dagen wegens de mededeling van klager dat binnen de inrichting een wapen aanwezig is, welke ordemaatregel extern ten uitvoer werd gelegd in de locatie
Zuyderbos;
b. de vermissing van goederen.
De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in onderdeel a van zijn beklag en onderdeel b van het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Tijdens klagers verblijf in een isoleercel van 29 april t/m 6 mei 2009 heeft hij diverse malen verzocht om een klaagschrift te mogen indienen.
Klager heeft hiertoe geen mogelijkheid gekregen, waardoor hij niet eerder dan na zijn verblijf in de isoleercel een klaagschrift heeft kunnen indienen. Aan klager werd medegedeeld dat men geen beklagformulier had.
Klager meent voorts dat hij ten onrechte is afgezonderd. Klager heeft een wapen gezien bij een medegedetineerde, die indruk op hem probeerde te maken. Hij wist de naam van de betreffende gedetineerde niet. Hij wist ook niet waar het wapen lag. Klager
heeft aangeboden foto’s te bekijken, maar hij werd in plaats daarvan afgezonderd. Klager is niet degene die contrabande op zijn cel had. Klager ontkent te hebben gezegd dat hij alleen wilde aangeven waar het wapen lag als zijn status omtrent de
regimaire verloven zou worden opgeheven.
Bij de ontruiming van zijn cel is niet overeenkomstig de regels gehandeld. In de gevangenis Lelystad hoorde klager van een medegedetineerde dat hij had gezien dat de kast van klager was opengebroken door Antillianen. Zij zijn met de spullen van klager
aan de haal te gaan. Een mentor is er nog achteraan gegaan, maar de spullen zijn weggegooid. De kast was dus niet op slot. De inrichting is onzorgvuldig te werk gegaan, waardoor klager schade heeft geleden. Van klager is kleding en geld gestolen.
Klager
heeft een kledingzaak.
De beklagrechter heeft de termijn waarbinnen een beslissing op het klaagschrift moet worden genomen overschreden. Klager verzoekt om een compensatie in de vorm van extra verlof en een schadevergoeding voor de vermiste goederen.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Indien klager aangeeft dat hij beklag en/of een schorsingsverzoek wil indienen, dan krijgt hij daartoe de gelegenheid. Uit navraag bij de locatie
Zuyderbos is gebleken dat klager de dag na zijn plaatsing aldaar de directeur heeft gesproken. Klager had concrete informatie over een vuurwapen. Het betrof een klein pistool, een zogenaamde ladykiller. Klager gaf aan dat hij en de betreffende
medegedetineerde wisten waar het wapen lag. Hij wilde dit echter pas zeggen, indien de directeur schriftelijk zou verklaren dat klager af is van zijn status waarbij hij niet in aanmerking komt voor regimair verlof. Er heeft een grote zoekactie
plaatsgevonden, maar er is geen vuurwapen gevonden.
Op het lijstje dat bij het ontruimingsrapport is gevoegd staan de spullen die in klagers kastje zijn aangetroffen. Het ontruimingsrapport is door twee p.i.w.-ers ondertekend. De kast was afgesloten. Het zijn lockerkasten met twee ogen en een slotje er
doorheen. Als de kast opengebroken zou zijn, dan zouden de p.i.w.-ers dat direct gezien hebben en daarvan melding hebben gemaakt.
3. De beoordeling
a.
De beroepscommissie is van oordeel dat de beklagrechter op goede gronden en met juistheid op het beklag heeft beslist. Onvoldoende aannemelijk is geworden dat de overschrijding van de beklagtermijn verschoonbaar is. Het beroep zal in zoverre ongegrond
worden verklaard.
b.
De beroepscommissie is van oordeel dat de beklagrechter op goede gronden en met juistheid op het beklag heeft beslist. De beroepscommissie heeft geen reden te twijfelen aan het ontruimingsrapport van 29 april 2009, waaruit blijkt dat het kastje op
klagers cel op slot was. Klagers stelling dat Antillianen zijn kleding hebben gestolen en uiteindelijk hebben weggegooid, vindt geen steun in de stukken en is evenmin aannemelijk geworden. Het beroep zal in zoverre ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.H. de Wild, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en dr. mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van
R. Kokee, secretaris, op 4 januari 2010
secretaris voorzitter