nummer: 09/2613/GA
betreft: [klager] datum: 4 januari 2010
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
de directeur van de gevangenis Alphen aan den Rijn,
gericht tegen een uitspraak van 14 september 2009 van de beklagcommissie bij voormelde gevangenis, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Klager en de directeur van de gevangenis Alphen aan den Rijn zijn uitgenodigd om ter zitting van de beroepscommissie van 27 november 2009, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, te worden gehoord.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt. De directeur van de gevangenis Alphen aan den Rijn heeft schriftelijk laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van 14 dagen wegens betrokkenheid bij een vechtpartij en ter herselectie.
De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt schriftelijk toegelicht. De ordemaatregel is na vijf dagen opgeheven, omdat de selectiefunctionaris klager niet wilde overplaatsen. Klager heeft voor het
incident beloofd geen agressie te plegen jegens twee medegedetineerden, die in dezelfde strafzaak als klager verdachten zijn. Tijdens de koffiepauze van de arbeid liep klager achter één van de betreffende medegedetineerden en gaf hem onverwacht een
ferme klap. Klager is hierop in afzondering geplaatst en voorgedragen voor herselectie. De beklagcommissie acht onvoldoende aangetoond dat klager als agressor aangemerkt kon worden. Een andere medegedetineerde kan echter getuigen dat klager onverwacht
de ferme klap uitdeelde en zei dat “hij van de arbeid moest oprotten”.
Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
De beroepscommissie komt tot het oordeel dat de beklagcommissie op goede gronden en met juistheid op het beklag heeft beslist, met uitzondering van de overweging over het aanzeggen van het rapport. Het aanzeggen van een verslag zoals bedoeld in artikel
50, eerste lid, van de Pbw is geen constitutief vereiste voor het opleggen van een ordemaatregel, maar heeft betrekking op een disciplinaire straf. Dat is hier echter niet aan de orde. Dit leidt tot de volgende beslissing.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met verbetering van de gronden als hiervoor bedoeld.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.H. de Wild, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en dr. mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van
R. Kokee, secretaris, op 4 januari 2010
secretaris voorzitter