nummer: 09/3440/GV
betreft: [klager] datum: 28 december 2009
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.J.D. van Doleweerd, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 2 december 2009 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. J.J.D. van Doleweerd om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.
2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Artikel 36 juncto artikel 24 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, hierna de Regeling, biedt de mogelijkheid van verlof bij een sterfgeval van onder meer de grootmoeder, zoals in klagers
geval. Strafonderbreking in het geval van overlijden van een grootmoeder teneinde de uitvaartplechtigheden bij te wonen, is derhalve mogelijk.
Artikel 5 van de Regeling houdt in dat onder bijzondere omstandigheden kan worden toegestaan dat een gedetineerde, aan wie strafonderbreking is verleend, in het buitenland verblijft. Bij klager is sprake van bijzondere omstandigheden als bedoeld in
artikel 34 van de Regeling. Daarbij is van belang dat het beoogde verlof doorbracht zou worden in een EU-staat, te weten Roemenië. Naar klagers oordeel getuigt het van een ongerechtvaardigd onderscheid indien hij, vanwege omstandigheden die samenhangen
met zijn woonplaats, in een nadeliger positie ten aanzien van strafonderbreking zou komen dan een ander, met een andere, in Nederland gelegen, plaats van verlof.
Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager wil graag strafonderbreking in het buitenland voor de begrafenis van zijn grootmoeder. Het door de raadsman gestelde zou juist zijn als het een begrafenis in Nederland zou betreffen.
Uit de toelichting op artikel 5 van de Regeling volgt dat in bijzondere gevallen strafonderbreking verleend kan worden in het buitenland, waarbij te denken valt aan situaties, waarin de levenspartner, kind of ouder, familie in eerste graad van de
gedetineerde overleden is. Tevens hebben de advocaat-generaal en de inrichting negatief geadviseerd terzake van verlofverlening.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
In het inrichtingsadvies van de locatie Zwolle is aangegeven dat klager na deze detentie waarschijnlijk opnieuw zal worden aangehouden in verband met een ontnemingsmaatregel van 710 dagen. Het vermoeden bestaat dat klager, indien hij in aanmerking komt
voor vrijheden, het land zal verlaten. De directeur van de locatie Zwolle heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De advocaat-generaal heeft eveneens negatief geadviseerd terzake van verlofverlening.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek, wegens oplichting. De einddatum detentie is thans bepaald op 6 januari 2011.
Op grond van artikel 36 juncto artikel 24 van de Regeling kan strafonderbreking worden verleend voor een bezoek in verband met het overlijden van een kind, ouder, broer, zuster, grootouder of schoonouder van de gedetineerde.
Artikel 5, eerste lid, van de Regeling bepaalt dat de Staatssecretaris in bijzondere omstandigheden kan toestaan dat de gedetineerde aan wie strafonderbreking is verleend in het buitenland verblijft. In de toelichting op dit artikel staat dat te denken
valt aan gevallen, waarin de levenspartner, de ouder of het kind van de gedetineerde overleden is.
Het overlijden van een grootmoeder is, gelet op de toelichting op artikel 5 van de Regeling, in beginsel niet een bijzondere omstandigheid op grond waarvan een gedetineerde gedurende de strafonderbreking in het buitenland kan verblijven.
Gelet op het bovenstaande kan de afwijzing door de Staatssecretaris van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep
zal
ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 28 december 2009.
secretaris voorzitter