Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/2913/GB, 23 december 2009, beroep
Uitspraakdatum:23-12-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 09/2913/GB

Betreft: [klager] datum: 23 december 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. T.E. Korff, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 15 oktober 2009 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem niet over te plaatsen naar een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.), dan wel een b.b.i. zonder regimair verlof ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 10 oktober 2007 gedetineerd. Hij verblijft in het huis van bewaring (h.v.b.) De IJssel te Krimpen aan den IJssel.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
De beslissing van de selectiefunctionaris is bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet als redelijk aan te merken. Naar het oordeel van klager is hij geschikt voor terugkeer in de samenleving, terwijl bij het ongegrond verklaren van het
bezwaar uitsluitend acht is geslagen op omstandigheden die hieraan afbreuk zouden kunnen doen. Er is ten onrechte geen rekening gehouden met de persoonlijkheid van klager en de positieve ontwikkelingen die hij sinds de plaatsing in Krimpen a/d IJssel
heeft doorgemaakt.
Uit de adviesrapportage blijkt dat klager het in hem gestelde vertrouwen heeft waargemaakt. Hij maakt geen misbruik van zijn verantwoordelijkheden. De vermeende vluchtpoging heeft grote invloed gehad op zijn detentie.
Klager is van oordeel dat de plaatsing op de lijst Gedetineerden met
Vlucht-/Maatschappelijk risico (GVM) niet langer van invloed mag zijn op de beslissing hem niet in aanmerking te laten komen voor detentiefasering. Klager is immers van die lijst gehaald.
Uit de ongegrondverklaring van het bezwaar en de selectiebeslissing van
8 september 2009 volgt niet dat de Officier van Justitie negatief heeft geadviseerd ten aanzien van de overplaatsing naar een b.b.i. Er is negatief geadviseerd ten aanzien van het verlenen van regimair verlof. Om deze reden is een voorstel gedaan tot
overplaatsing naar een b.b.i. zonder regimair verlof.
Overigens wordt nog opgemerkt dat ten tijde van het uitbrengen van het advies door de Officier van Justitie de plaatsing op de lijst GVM nog van kracht was.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Het besluit om klager niet te selecteren voor een b.b.i. valt niet als onredelijk of onbillijk aan te merken. In 2008 ondernam klager een vluchtpoging. Als gevolg daarvan stond hij tot augustus 2009 op de lijst GVM.
Van plaatsing in een BBI met regimair verlof kan vooralsnog geen sprake zijn. Het Openbaar Ministerie (OM) heeft bezwaar tegen het verlenen van verlof. Aangezien klager hoger beroep heeft aangetekend tegen de uitspraak in zijn strafzaak, wordt het
advies van het OM zwaar meegewogen.
Ondanks het feit dat klager niet meer op de lijst GVM staat, acht de selectiefunctionaris het onverantwoord om klager in een b.b.i. onder te brengen. Dit mede door zijn nog lange strafrestant.

4. De beoordeling
4.1 Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling) komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en
maatschappelijk risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2 In de toelichting op dit artikel (Staatscourant 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving
een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3 Klager, die zich in voorlopige hechtenis bevindt, heeft in verband met een vluchtpoging in mei 2008 tot augustus 2009 op de lijst GVM gestaan. De beroepscommissie is gelet hierop van oordeel dat een vluchtrisico kan worden aangenomen. Van
belang
daarbij is dat klagers strafzaak nog in hoger beroep wordt behandeld. Klager heeft de inrichting nog niet in het kader van verlof verlaten. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle
in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Dit geldt eveneens voor een plaatsing op een afdeling als bedoeld in artikel 20, tweede lid, van de Regeling.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. Kersten, secretaris, op 23 december 2009

secretaris voorzitter

Naar boven