Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/2702/JA, 18 december 2009, beroep
Uitspraakdatum:18-12-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/2702/JA

betreft: [klager] datum: 18 december 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. I. Vreeken, namens

[...], geboren op [1990], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 9 september 2009 van de alleensprekende beklagrechter bij de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) De Heuvelrug, locatie Overberg,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 22 oktober 2009, gehouden in de j.j.i. De Heuvelrug, locatie Eikenstein te Zeist, zijn gehoord [...], hoofd behandeling, en [...], unitmanager van de locatie Eikenstein.

Klager heeft afstand gedaan van het recht om ter zitting te verschijnen en zijn raadsman mr. I. Vreeken heeft schriftelijk meegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen en heeft klagers beroep schriftelijk toegelicht.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a. een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van twee dagen ingaande op 4 april 2009;
b. een doseerprogramma ingaande op 6 april 2009;
c. klager heeft onvoldoende kunnen luchten tijdens a. en b. en
d. klager is onvoldoende zorg geboden tijdens a. en b.

De beklagrechter heeft het beklag vermeld onder a., b. en c. in verband met het ontbreken van onderliggende stukken gegrond verklaard als in de aangehechte uitspraak weergegeven en klager ter zake een tegemoetkoming van € 200,= toegekend en het beklag
vermeld onder d. ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Met betrekking tot a. is klager geen schriftelijke mededeling gedaan. Voor wat betreft de plaatsing in het doseerprogramma en de verlengingen, vermeld onder b. bevat het dossier in het geheel geen schriftelijke door de directeur genomen en ondertekende
beslissingen. De plaatsing en de verlengingen van de plaatsing zijn niet gebaseerd op wettelijk vereiste beschikkingen en derhalve onrechtmatig. Dit gebrek kan niet worden hersteld door een toelichting achteraf. De beslissingen zijn niet bevoegd
genomen.
Subsidiair wordt aangevoerd dat beslissing a. op onjuiste gronden is genomen en dat niet vast is komen staan hoe lang klager na beëindiging van a. in afzondering heeft verbleven. De plaatsing in het doseerprogramma is op een andere grond gebaseerd dan
welke is genoemd in artikel 23, derde lid aanhef en onder a en/of b, Bjj. Uit niets blijkt dat de plaatsing noodzakelijk was in het belang van klagers geestelijke of lichamelijke ontwikkeling, dan wel de uitvoering van het hem betreffende verblijfs- of
behandelplan.
Ten aanzien van d. wordt aangevoerd dat de beklagrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat de directeur de jegens klager geldende zorgplicht niet substantieel heeft geschonden.
De aan klager ten aanzien van a. tot en met c toegekende tegemoetkoming is te laag en staat niet in verhouding tot de geschonden normen.

Namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is overgeplaatst vanuit de Hunnerberg naar de locatie Overberg. Selectie vindt plaats op grond van criteria als geslacht, IQ en psychopathologie. Er waren geen contra-indicaties voor plaatsing in de locatie Overberg.
Klager heeft meerdere malen een impulsieve agressieve doorbraak gehad en zowel jegens groepsgenoten als groepsleiding fysiek geweld gepleegd. Klager bleek niet/onvoldoende groepsgeschikt. Na een incident, waarbij hij personeel in het gezicht heeft
gespuugd, is hem een ordemaatregel van afzondering opgelegd conform artikel 25 Bjj. De ordemaatregel is hem meegedeeld en hij heeft gebruik gemaakt van het recht om gehoord te worden. Van het incident is een melding bijzonder voorval opgesteld, waarin
is gemotiveerd waarom is gekozen voor afzondering. Na twee dagen afzondering is klager in een doseerprogramma geplaatst op de elfde kamer om hem zoveel mogelijk structuur te bieden en in een prikkelarme omgeving te plaatsen. De elfde kamer is een kamer
op de afzonderingsafdeling, maar is ingericht als een gewone verblijfsruimte. De jongere mag eigen spullen meenemen naar de kamer. Vanuit de elfde kamer krijgt de jongere die vanwege zijn problematiek niet op de groep kan verblijven een
doseerprogramma,
een individueel zorg- en behandelprogramma, aangeboden. Dit houdt in dat hij regelmatig contact heeft met de groepsleiding. Een lichte vorm van cognitieve gedragstherapie is hem aangeboden in de vorm van een of meerdere gesprekken over coping en zijn
problematiek. Hem is voorgehouden dat de inrichting een overplaatsing voorbereidde naar een inrichting met de mogelijkheid voor een ITA-traject. Aan klager zijn activiteiten aangeboden zoals luchten. Ook in de maaltijdmomenten is voorzien. Klager is
een
sober programma aangeboden. Dit heeft niet te maken met het personeelstekort, maar met het feit dat hij groepsongeschikt was. Klager is niet echt een behandeling geboden. In de locatie Overberg kon hem ook niet de behandeling worden geboden die klager,
die ernstig getraumatiseerd is, nodig heeft. Er zijn geen pogingen ondernomen om hem terug te plaatsen op de groep. Wel is hem op een gegeven moment een sportmoment met drie man geboden. Af en toe mocht hij op de groep luchten, maar dit is gestopt
omdat
hij dan heel agressief werd.
In het doseerprogramma wordt op een gegeven moment ‘school/activiteit/kamer opruimen’ en ‘activiteit’ vermeld. Wat hem op dat moment concreet is aangeboden, is niet bekend. Het doseerprogramma is niet goed uitgevoerd. Dit komt door onmacht. Hetgeen
gedocumenteerd is, is anders dan hetgeen klager is aangeboden.
Klager is geen medicatie verstrekt, omdat hij dit weigerde.
Klager is iedere twee weken in het PMO besproken en heeft regelmatig contact gehad met zijn behandelcoördinator. Besloten is om hem aan te melden voor de ITA. De ITA-plaatsing heeft echter zeer lang op zich laten wachten.
De inrichting heeft voldaan aan haar zorgplicht zoals vastgelegd in artikel 49, eerste lid, Bjj door hem in staat te stellen de verstrekte maaltijden tot zich te nemen, contacten te onderhouden met anderen en hem activiteiten aan te bieden. De
inrichting heeft veel inspanningen geleverd. Het is niet onbegrijpelijk dat klager de zorg als onvoldoende heeft ervaren.
Het doseerprogramma is opgelegd tot en met 15 mei 2009, op welke datum klager is overgeplaatst naar locatie Eikenstein.

De vertegenwoordigers van de directeur hebben ter zitting een verklaring van de groepsleider [...] overgelegd, waarin deze verklaart dat hij in de periode van 6 april 2009 tot en met 14 mei 2009 de verzorging van klager op zich heeft genomen volgens
het
doseerprogramma gedurende vier dagen per week van 07.30 uur tot 15.30 uur, met uitzondering van de vrijdag. De overige tijden heeft de groepsleiding de verzorging op zich genomen.

3. De beoordeling
Ten aanzien van onderdeel a. tot en met c. heeft de beklagrechter het beklag op formele gronden gegrond verklaard en materieel niet expliciet op het beklag beslist. De beroepscommissie vat dit op als het impliciet materieel ongegrond verklaren van het
beklag.

Het beroep van klagers raadsman is gericht tegen de hoogte van de tegemoetkoming die is toegekend in verband met de formele gegrondverklaring van onderdeel a. tot en met c.
De formele gegrondverklaring zelf is in beroep niet aan de orde, nu de directeur hiertegen geen beroep heeft aangetekend en voor klager geen beroep tegen deze formele gegrondverklaring openstaat. Voorts bevat het beroep van klagers raadsman gronden
gericht tegen de (impliciet) materiële ongegrondverklaring van onderdeel a. tot en met c. en de ongegrondverklaring van onderdeel d.

De beroepscommissie overweegt ten aanzien van de materiële ongegrondverklaring van onderdeel a. dat klager in verband met het slaan, schoppen en bespugen van een personeelslid een ordemaatregel van twee dagen afzondering in een afzonderingscel is
opgelegd. De beroepscommissie is van oordeel dat deze beslissing van de directeur niet in strijd is met het recht en niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Zij zal dit onderdeel van het beklag alsnog materieel ongegrond verklaren.

Ten aanzien van de materiële ongegrondverklaring van onderdeel b. en c. en de ongegrondverklaring van onderdeel d. overweegt de beroepscommissie het volgende.

Artikel 23, derde lid, Bjj bepaalt dat de directeur de jeugdige gedurende ten hoogste een week kan uitsluiten van verblijf in de groep of beperken in de deelname aan gemeenschappelijke activiteiten, indien dit noodzakelijk is in het belang van a. zijn
geestelijke of lichamelijke ontwikkeling en b. de uitvoering van het hem betreffende verblijfs- of behandelplan.
Uit de Memorie van toelichting bij de artikelen 22 Bjj en artikel 23 Bjj, onder 9, volgt dat de Bjj als uitgangspunt hanteert dat de jeugdige in een groep verblijft of deelneemt aan gemeenschappelijke activiteiten om zoveel mogelijk een normale
leefsituatie te benaderen en contact met andere jongeren te activeren en te ondersteunen.
Eén van de uitzonderingen op dit uitgangspunt is het bepaalde in artikel 23, derde lid, Bjj dat in de Memorie van toelichting wordt aangeduid als doseerprogramma.
Volgens de Memorie van toelichting dient bij een jeugdige die in een doseerprogramma is geplaatst verblijf in de groep dan wel deelname aan gemeenschappelijke activiteiten, die op zijn situatie zijn toegesneden, beperkt te worden aangeboden.

Het aan klager opgelegde doseerprogramma is ingegaan op 6 april 2009 en heeft geduurd tot en met 15 mei 2009.
Uit het door de inrichting overgelegde programma volgt dat het doseerprogramma enkel bestond uit eten, luchten (in een luchtkooi), douchen en roken. Vanaf 15 april 2009 is in het doseerprogramma van 11.00 tot en met 12.00 uur opgenomen:
‘school/activiteit/kamer opruimen’ en van 14.15 uur tot en met 15.00 uur en van 19.30 uur tot en met 20.30 uur ‘activiteit’. Door de vertegenwoordigers van de inrichting kon niet worden aangegeven of klager daadwerkelijk een activiteit is aangeboden en
waar deze uit heeft bestaan. Erkend is dat klager een sober programma is geboden, geen daadwerkelijke behandeling is geboden en dat het doseerprogramma niet goed is uitgevoerd.
De beroepscommissie is van oordeel dat het aan klager aangeboden doseerprogramma het karakter heeft van de ordemaatregel van afzondering in een afzonderingscel zonder dat is aangevoerd noch gebleken dat de gronden van artikel 24, eerste lid, Bjj
daartoe
noodzaakten.
Nu niet is gebleken dat aan klager in het doseerprogramma, dat 40 dagen heeft geduurd, gemeenschappelijke activiteiten zijn aangeboden die op zijn specifieke situatie waren toegesneden, noch dat aan klager een individueel zorg- en behandelprogramma is
aangeboden, zoals door de inrichting is betoogd, zal de beroepcommissie het beroep ten aanzien van de onderdelen b. en c. materieel gegrond verklaren en het beklag alsnog materieel gegrond verklaren.

Ten aanzien van onderdeel d. overweegt de beroepscommissie dat de zorgplicht van de directeur jegens klager meer behelst dan de gelegenheid geven om te eten, te drinken, te roken, te luchten (in een luchtkooi) en te douchen en dat zij van oordeel is
dat
de directeur in de uitoefening van zijn zorgplicht jegens klager te kort is geschoten.
De beroepscommissie zal het beroep ten aanzien van onderdeel d. gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren.

Zij zal aan klager ten aanzien van de onderdelen b. tot en met d. een tegemoetkoming toekennen van € 400,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beklag vermeld onder a. alsnog materieel ongegrond en verklaart het beroep ten aanzien van de onderdelen b. en c. gegrond en verklaart het beklag alsnog materieel gegrond. Zij verklaart het beroep ten aanzien van
onderdeel d. gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij kent aan klager ter van de onderdelen b. tot en met d. een tegemoetkoming toe van € 400,=.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J. Calkoen-Nauta, voorzitter, prof. dr. Th.A.H. Doreleijers en prof. dr. N.W. Slot, leden, bijgestaan door mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 18 december 2009.

secretaris voorzitter

Naar boven