Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/3127/GV, 18 december 2009, beroep
Uitspraakdatum:18-12-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/3127/GV

betreft: [klager] datum: 18 december 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 5 november 2009 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Klager heeft voorgesteld om hem naar en terug van het verlofadres te laten begeleiden en controle door de politie te laten plaatsvinden. Klagers zuster zou gebeld kunnen worden. Klager vraagt zich af op
grond van welke informatie zijn verzoek is afgewezen. Verwezen wordt naar de ernst van het delict, maar klager is en blijft onschuldig. Volgens het Bajesboek moet bij afwijzing van zijn laatste verlofaanvraag er naar een andere reden worden gezocht.
Zijn tegenpartij woont in Limburg.
Klager heeft een A+ status, nog net geen EBI.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Op basis van adviezen van het openbaar ministerie en de inrichting is klagers verlofaanvraag afgewezen.
Reden hiervoor is dat klager zich schuldig heeft gemaakt aan een zeer ernstig geweldsdelict ten aanzien van zijn ex-vriendin. Hij heeft haar dagenlang van haar vrijheid beroofd en haar onder mensonterende omstandigheden opgesloten en verkracht. Voorts
heeft klager een leidinggevende van het bedrijf waar hij werkzaam was met geweld bejegend. Op de zitting heeft klager zich bij herhaling zeer negatief en rancuneus uitgelaten ten aanzien van zijn slachtoffer en was het op de zitting duidelijk dat hij
uit was op wraak. Gelet op het bepaalde in artikel 4, onder b, g en i, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) is klagers verzoek afgewezen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis Zutphen heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
Het openbaar ministerie heeft bezwaar tegen verlofverlening in verband met de ernst van de geweldsdelicten en omdat klager heeft aangegeven dat hij zijn verlof zal gebruiken om slachtoffers op te zoeken. Op de strafzitting was duidelijk dat klager uit
was op wraak.

3. De beoordeling
Klager is preventief gehecht en in afwachting van de uitspraak van de Hoge Raad op zijn beroep in cassatie terzake van een veroordeling door het gerechtshof tot een gevangenisstraf van vier jaar en zes maanden, met aftrek, in verband met verkrachting
en
opzettelijke vrijheidsberoving.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag.

Het openbaar ministerie en de inrichting, waar klager verblijft, hebben negatief geadviseerd terzake van verlofverlening, omdat klager zeer ernstige geweldsdelicten heeft gepleegd en te kennen heeft gegeven dat hij zijn verlof zal gebruiken om het
slachtoffer op te zoeken. Volgens het openbaar ministerie heeft klager tijdens de strafzitting aangegeven dat hij uit is op wraak.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van
alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder b, g, en i van de Regeling, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 18 december 2009.

secretaris voorzitter

Naar boven