Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/2628/GB, 7 december 2009, beroep
Uitspraakdatum:07-12-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 09/2628/GB

Betreft: [klager] datum: 7 december 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. G.J. Hubers, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 9 september 2009 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager, gericht tegen de beslissing om het verzoek tot overplaatsing naar een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) af te wijzen, ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 28 september 2007 gedetineerd. Hij verblijft sedert 2 maart 2009 in de gevangenis Hoogvliet, waar een regime van algehele gemeenschap geldt. Klagers fictieve einddatum valt op 24 september 2010.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager handhaaft zijn stelling dat er geen sprake is van een reëel gevaar voor recidive, voor het ontstaan van maatschappelijke onrust of slachtofferconfrontatie, indien aan hem vrijheden worden verleend bij detentiefasering.
Er dient ook naar klagers gedrag in detentie te worden gekeken. Volgens de selectiefunctionaris zou daarop nog wel het een en ander zijn aan te merken. Zo zou klager in december 2008 vanuit Dordrecht naar Schiedam zijn overgeplaatst omdat hij betrokken
zou zijn bij een ophanden zijnde liquidatie, waarbij klager eigenaar zou zijn van een vuurwapen. Klager ontkent dit nadrukkelijk en wil graag geïnformeerd worden waarop deze verdenking is gebaseerd. Ieder motivering ontbreekt in deze beslissing, zodat
deze niet voldoet aan het zorgvuldigheidscriterium. Verder wordt vermeld dat klager onder handen is genomen door een aantal medegedetineerden. Dit kan klager echter niet verweten worden. Terecht wordt door de selectiefunctionaris opgemerkt dat klagers
gedrag in de gevangenis te Hoogvliet correct is.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar en zes maanden wegens overtreding van onder meer de artikelen 246 en 285 Sr, artikel 2 van de Opiumwet en artikel 13 van de Wet wapens en munitie. Klagers detentie vangt aan
in
het huis van bewaring te Dordrecht. Op 1 december 2008 wordt hij aangeboden voor overplaatsing omdat hij een rol zou spelen bij een ophanden zijnde liquidatie. Hij zou de eigenaar zijn van een vuurwapen. Hij is overgeplaatst naar de gevangenis De
Schie.
Op 1 maart 2009 is klager overgeplaatst naar de gevangenis te Hoogvliet omdat hij betrokken was bij een vechtpartij en zijn veiligheid niet langer gegarandeerd kon worden. Klagers gedrag in de gevangenis Hoogvliet is naar behoren. Klager is
TR-kandidaat. Hij scoort hoog op de Risc. Veel van de bestaande interventies gericht op de vermindering van recidive lijken contra-geïndiceerd gezien zijn psychische gesteldheid. De leefstijltraining kan hem niet worden aangeboden omdat hij niet kan
lezen en schrijven. Wel zal klager bij De Waag worden aangemeld voor een behandeling.
De gevangenis Hoogvliet heeft klager op 6 augustus 2009 voorgesteld voor plaatsing in een b.b.i. Klager heeft hoger beroep ingesteld en het Openbaar Ministerie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van detentiefasering, aangezien klager in eerste
aanleg is veroordeeld voor feiten die de rechtsorde ernstig hebben geschokt. Voorts blijkt uit het uittreksel Justitieel Documentatieregister dat klager sinds 1990 regelmatig met justitie en politie in aanraking is geweest. Uit de rapportage van de
gevangenis Hoogvliet komt naar voren dat klager geen oog heeft voor zijn aandeel in de door hem gepleegde feiten. Ten opzichte van zijn medegedetineerden maakt hij er geen geheim van waarvoor hij is veroordeeld. Ten aanzien van zijn loverboy-praktijken
zegt hij dat zijn vriendinnen hem claimen en veel financiële middelen vragen. Indien klager het niet eens is met de veronderstelde betrokkenheid bij een ophanden zijn liquidatie had hij daarover een klacht moeten indienen bij de beklagcommissie.
Klagers functioneren, zijn gebrek aan zelfinzicht, de recidive en het bagatelliseren van zijn aandeel samen met het negatieve advies van het Openbaar Ministerie zijn reden geweest om klager te selecteren voor een gesloten inrichting.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (nummer 5042803/00/DJI) komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt
vlucht-
en maatschappelijk risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

In de toelichting op dit artikel (Staatscourant 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.2. Uit het selectieadvies van de gevangenis Hoogvliet van 6 augustus 2009 blijkt dat klager een man is met een benedengemiddelde intelligentie en een persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken. Dit lijkt veel invloed te
hebben
op zijn gedrag. Klager heeft geen oog voor zijn aandeel in de strafbare feiten waarvoor hij in eerste aanleg is veroordeeld. Veel van de bestaande interventies gericht op vermindering van recidive zijn door klagers psychische gesteldheid contra
geïndiceerd.
Het Openbaar Ministerie verzet zich tegen detentiefasering. Het Openbaar Ministerie heeft appel ingesteld van het vonnis van de Rechtbank vanwege een aantal vrijspraken en de opgelegde straf. In het licht daarvan verwacht het Openbaar Ministerie een
hogere straf bij het Gerechtshof en dan is detentiefasering niet opportuun. Ook de recidive van klager en het feit dat hij voor feiten is veroordeeld die de rechtsorde ernstig hebben geschokt spelen een aanmerkelijke rol bij het negatieve advies.

4.3. De beslissing van de selectiefunctionaris kan, na afweging van alle in aanmerking komende belangen en omstandigheden, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
Hierbij is in aanmerking genomen dat de selectiefunctionaris in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat klager, die zich in voorlopige hechtenis bevindt, gelet op zijn persoonlijkheid en het door het Openbaar Ministerie gegeven negatieve advies,
vooralsnog niet in aanmerking komt voor plaatsing in een inrichting met een beperkt beveiligingsniveau

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 7 december 2009.

secretaris voorzitter

Naar boven