Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/2220/GB, 16 november 2009, beroep
Uitspraakdatum:16-11-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 09/2220/GB

Betreft: [klager] datum: 16 november 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 27 juli 2009 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klager is, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. H.M.S. Cremers op 18 september 2009 door een plv. lid van de Raad gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft beslist tot verlenging van klagers verblijf in het huis van bewaring (h.v.b.) van de Extra Beveiligde Inrichting (EBI) Nieuw Vosseveld te Vught.

2. De feiten
Klager is sedert 22 januari 2008 gedetineerd. Op 22 februari 2008 is hij
overgeplaatst naar de EBI.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Het nieuwe GRIP-rapport is niet bij de stukken gevoegd, waardoor klager de informatie niet op actualiteit, betrouwbaarheid en concreetheid kan toetsen. Het fair trial beginsel van
artikel
6 EVRM wordt hierdoor geschonden. Klager verblijft in de EBI op grond van de verdenking van ernstige feiten, terwijl van extreem vluchtgevaar geen sprake is. Een medeverdachte in het liquidatieproces is niet in de EBI geplaatst. Dit roept de vraag op
hoe het ten aanzien van deze verdachte zit met het criterium van een onaanvaardbaar maatschappelijk risico bij ontvluchting. De ontvluchting uit het ziekenhuis is niet door klager georganiseerd. Verontruste vrienden hebben klager via een brandtrap en
een ladder in het ziekenhuis weten te bereiken en hem spontaan naar buiten getrokken. Een oordeel over de betrouwbaarheid van de GRIP-informatie dat klager voorbereidingshandelingen zou treffen om op korte termijn liquidaties te plegen, kan niet worden
gegeven.
In de EBI geldt het zwaarste regime in Nederland, waarbij bepaalde aspecten door het EHRM inhumaan en vernederend zijn bevonden. Niet nader gemotiveerd is waarom ten aanzien van klager geen alternatieven aanwezig zijn. Klager zou met een aantal extra
beperkingen in een normaal beveiligd huis van bewaring kunnen verblijven. Klager vermoedt dat hij in de EBI wordt vastgehouden omdat hij te veel weet. Klager stelt informant te zijn voor de politie om op handen zijnde liquidaties tegen te gaan. Zijn
stelling wordt echter niet serieus genomen. Klager ervaart zijn verblijf in de EBI als zwaar omdat hij zijn gezin reeds tweeënhalf jaar niet heeft gezien. Klager wil het zijn vriendin en gezin niet aandoen om hem in de EBI, slechts zichtbaar achter
glas, te bezoeken. Klager verblijft reeds zeer lange tijd (meer dan anderhalf jaar) in een dergelijk regime. Klager heeft 11 maanden in een vergelijkbaar regime in Marokko verbleven.
In de verschillende rapportages staan onwaarheden en veel suggestieve opmerkingen. Klager zou in 1993 zijn veroordeeld tot poging tot moord. Hij is echter veroordeeld voor poging tot doodslag. Verder wordt klagers correcte houding in de inrichting met
wantrouwen beloond. De rapportage van p.i. De Weg staat bol van vermoedens en soms grievende typeringen over klager. Met de door klager hiertegen aangevoerde verweren is niets gebeurd. Klager bestrijdt dat hij de opdrachtgever was van een handgemeen
tussen twee gedetineerden in de p.i. De Weg. De kwalificatie dat klager zich in de LAA ‘dom’ blijft opstellen ten aanzien van de regels is ongefundeerd. Verder is klager nimmer suïcidaal geweest. Klager heeft pas na vragen van het personeel verteld
over
de kogel in zijn lichaam. Klagers stelling over de zaak [...] wordt ten onrechte als grootspraak gezien. Klager heeft meerdere stukken overgelegd waaruit de juistheid van zijn informatie blijkt. De stelling dat klager over grote hoeveelheden geld
beschikt, is merkwaardig gelet op zijn negatieve banksaldo in de inrichting. Klager heeft ontlastende verklaringen afgelegd over een aantal medeverdachten. Voor zijn eigen bescherming is een plaatsing in de EBI niet nodig.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. De noodzaak tot verlenging van klagers verblijf in de EBI is aan de orde geweest in de vergadering van 23 juli 2009 van de adviescommissie EBI. Klager moet worden
gekwalificeerd als vluchtgevaarlijk. Klager werd op 22 januari 2008 door Marokko aan Nederland uitgeleverd omdat hij verdacht werd van zeer ernstige delicten die hebben geleid tot maatschappelijke onrust en een zeer ernstig geschokte rechtsorde. Als
gevolg daarvan bestaat de mogelijkheid dat klager wordt geconfronteerd met een gevangenisstraf van zeer lange duur. De delicten waarvan klager wordt verdacht, zijn en worden uitvoerig in de media belicht. In augustus 2008 gaf klager aan veel geluk te
hebben gehad bij verschillende schietpartijen. Ten aanzien van klager is sprake van liquidatiegevaar omdat hij ten opzichte van een aantal medeverdachten verklaringen heeft afgelegd. In geval van ontvluchting zou sprake zijn van een onaanvaardbaar
maatschappelijk risico, van maatschappelijke onrust en van een zeer ernstig geschokte rechtsorde, ook omdat niet uitgesloten kan worden dat klager zich wederom schuldig zou maken aan het plegen van soortgelijke ernstige delicten als waarvan hij thans
wordt verdacht.
De selectiefunctionaris heeft zich laten leiden door informatie over klager. Informatie over andere gedetineerden blijft buiten beschouwing. In de bestreden beslissing heeft de selectiefunctionaris de redenen aangegeven ten aanzien van klagers verblijf
in de EBI. Klager komt niet in aanmerking voor een lichter regime. Klagers vermoeden dat hij in de EBI is geplaatst omdat hij teveel weet, is niet juist. Klager mag verder bezoek ontvangen in de EBI maar ziet om voor hem moverende redenen hiervan af.
Wat betreft de vermeende onjuistheden in de rapportages, dient klager zich te wenden tot de directeur.

4. De beoordeling
4.1. De EBI Nieuw Vosseveld is aangewezen als h.v.b. en gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap, een individueel regime en een extra beveiligingsniveau.

4.2. Op grond van artikel 6 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling), kunnen in de EBI gedetineerden worden geplaatst die: a) een extreem vluchtrisico vormen en een onaanvaardbaar maatschappelijk
risico vormen in termen van recidivegevaar voor ernstige geweldsdelicten, of b) bij ontvluchting een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen, waarbij het vluchtrisico als zodanig hieraan ondergeschikt is.

4.3. Gelet op de feiten waarvan klager wordt verdacht, is de beroepscommissie van oordeel dat kan worden aangenomen dat klager bij een eventuele ontvluchting een onaanvaardbaar maatschappelijk risico zou vormen. Klager is in 2004 in staat gebleken
zich met hulp van buitenaf aan zijn detentie te onttrekken. Verder komt uit de stukken naar voren dat het maatschappelijk risico hierin bestaat dat gevreesd moet worden voor liquidaties. Dit vermoeden is gebaseerd op de tijdens de vorige procedures
overgelegde en thans enigszins gedateerde GRIP-rapportages van 22 januari 2008 en 11 maart 2008 en op de andere overgelegde rapporten, welke naar het oordeel van de beroepscommissie ook thans nog ten grondslag kunnen worden gelegd aan de bestreden
beslissing.

4.4. Gelet hierop kan de beslissing van de selectiefunctionaris om klagers verblijf in de EBI te verlengen bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en omstandigheden niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal
derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 16 november 2009

secretaris voorzitter

Naar boven