Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/0635/GA, 13 juli 2009, beroep
Uitspraakdatum:13-07-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/635/GA

betreft: [klager] datum: 13 juli 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J. Kuiper, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 5 maart 2009 van de beklagcommissie bij de locatie Westlinge te Heerhugowaard,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 29 mei 2009, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, is mr. J. Kuijper – raadsvrouw van klager – gehoord.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen. De directeur van de locatie Westlinge heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het feit dat door toedoen van het bureau Terugdringen Recidive (TR) vertraging is opgetreden in klagers doorfasering en het feit dat klagers deelname aan TR is beëindigd.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De kern van het verweer is dat klager verplicht was te praten over het delict, terwijl hij nog niet was veroordeeld. Dit is in strijd met het nemo tenetur beginsel. Klager wilde deelnemen aan TR. Echter, het praten over het delict was problematisch. De
Waag zag voor klager geen mogelijkheden, maar verwees hem naar de GGZ. TR heeft die doorverwijzing niet opgepakt. Voorts wordt verwezen naar de motivatiebrief van klager.

De directeur heeft in beroep bij faxbericht van 18 mei 2009 inhoudelijk verwezen naar zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt.

3. De beoordeling
Klager heeft op 16 december 2008 (beklagnummer 08-7364) en op 19 januari 2009 (09-7424) klaagschriften ingediend. Het eerst ingediende beklag betreft vertraging in klagers doorfasering. De beroepscommissie is van oordeel dat hetgeen in beroep is
aangevoerd niet tot een andere beslissing kan leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep inzake dat beklagonderdeel zal derhalve ongegrond worden verklaard.

Met betrekking het klaagschrift van 19 januari 2009 overweegt de beroepscommissie als volgt. Uit het klaagschrift volgt dat klager klaagt over een beslissing van de directeur van 8 januari 2009. In de stukken bevindt zich een beslissing inhoudende de
beëindiging van deelname aan het programma TR. Tegen die beslissing en tegen het feit dat de beslissing eerst op 16 januari 2009 aan klager is uitgereikt, heeft – zo volgt uit de uitspraak van de beklagcommissie en de inhoud van het beroepschrift –
klager beklag ingediend. Over de beslissing om TR te beëindigen overweegt de beroepscommissie dat de beklagcommissie op goede gronden en met juistheid op het beklag heeft beslist. Over de uitreiking van de schriftelijke mededeling daarvan overweegt de
beroepscommissie als volgt. Het is wenselijk dat een gedetineerde zo snel mogelijk een schriftelijke mededeling ontvangt van het feit dat zijn deelname aan TR is beëindigd. Echter, dit is geen omstandigheid als bedoeld in artikel 57, eerste lid, van de
Pbw, waarvoor overeenkomstig het bepaalde in artikel 58, eerste lid, van de Pbw onverwijld een schriftelijke mededeling aan klager dient te worden uitgereikt. Uit de stukken volgt dat de schriftelijke mededeling na acht dagen aan klager is uitgereikt.
De beroepscommissie is van oordeel dat de uitreiking na acht dagen niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Immers, zo volgt uit de stukken, klager was reeds eerder op de hoogte van het feit dat zijn deelname aan TR werd beëindigd. De
beroepscommissie tekent hier nog aan dat klager door voormelde uitreiking na acht dagen ook niet in enig (procesrechtelijk) belang geschaad is. Derhalve zal ook het beroep inzake dit onderdeel ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake de klachten met nummers 08-7364 en 09-7424 ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.H. de Wild, voorzitter, dr. H.K. Fernades Mendes en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 13 juli 2009

secretaris voorzitter

Naar boven