Nummer: 09/2356/GB
Betreft: [klager] datum: 14 december 2009
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 13 augustus 2009 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing in een (zeer) beperkt beveiligde inrichting, (z.)b.b.i., afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 12 februari 2007 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis Lelystad.
3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Het is de vraag of de openstaande strafzaken de conclusie rechtvaardigen dat niet kan worden vastgesteld dat klager een strafrestant heeft van maximaal achttien maanden. Subsidiair wordt aangevoerd dat het feit dat de drie openstaande strafzaken tot op
heden niet zijn afgedaan grotendeels te wijten is aan het Openbaar Ministerie. Oproepingen zijn ingetrokken en zittingen zijn uitgesteld. De zaken zijn lang blijven liggen. Het gaat om oude zaken uit de periode 2001-2005. Het is onredelijk en onbillijk
dat hem thans wordt tegengeworpen dat er openstaande strafzaken zijn.
Klager is in de drie strafzaken een ontkennende verdachte. Indien hij wordt veroordeeld, hetgeen sterk de vraag is, zal hij zich genoodzaakt zien hoger beroep en zo nodig cassatie aan te tekenen. Een eventuele onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal pas
geruime tijd na verloop van de huidige detentie worden geëxecuteerd. Klager, en ook medeverdachten, zijn in geen van de strafzaken voorlopig gehecht.
Klager zal aan het eind van deze detentietijd terugkeren in de samenleving. Doelstelling van detentiefasering is om een dergelijke terugkeer zo succesvol mogelijk te laten verlopen. Klager is 48 jaar oud en heeft een lange detentie opgelegd gekregen.
Een snelle en vlot lopende terugkeer in de samenleving is extra gewenst, omdat klager relatief korte tijd heeft om nog iets op te bouwen en om in zijn pensioen te kunnen voorzien.
Verwezen wordt naar de zeer positieve inrichtingsrapportage. Uit de Risc-rapportage volgt dat het recidiverisico laag is en geen interventies geïndiceerd zijn. Klager is bij uitstek geschikt voor detentiefasering.
De beslissing van de selectiefunctionaris is onvoldoende gemotiveerd dan wel onredelijk en onbillijk. Verwezen wordt naar de uitspraak van de beroepscommissie 08/247/GB van 19 maart 2008. Uit de toelichting op artikel 3 van de Regeling selectie,
plaatsing en overplaatsing gedetineerden volgt dat, als duidelijk is dat een openstaande zaak eerst na datum van ontslag uit detentie afgehandeld zal worden, een gedetineerde toch in aanmerking kan komen voor detentiefasering.
Hoewel de openstaande strafzaken wel binnen de huidige detentie zullen worden behandeld, kan zonder enige twijfel worden gesteld dat er geen onherroepelijke vonnissen zullen zijn binnen de huidige detentie aangezien er langdurige hoger beroep- en
cassatieprocedures zullen volgen.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Het verzoek is afgewezen omdat klager drie openstaande strafzaken heeft. In een van de strafzaken is klager nog niet onherroepelijk vrijgesproken. Voor de overige twee strafzaken is hij inmiddels gedagvaard en deze zullen binnen de huidige detentie
worden behandeld. Nu klagers einddatum niet vaststaat en, rekening houdend met klagers huidige relatief lange strafrestant, na afdoening van de openstaande strafzaken het totale strafrestant boven de maximale termijn van achttien maanden kan uitkomen,
komt klager nog niet in aanmerking voor plaatsing in een b.b.i.
Dat klager een ontkennende verdachte is en bij een negatieve uitspraak in beroep zal gaan, is van ondergeschikt belang daar gedetineerden die na eerste aanleg zijn veroordeeld, mits ze voldoen aan de objectieve criteria, in aanmerking komen voor
detentiefasering.
4. De beoordeling
4.1. In de artikelen 2 en 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna de Regeling), zijn de voorwaarden opgenomen voor plaatsing in een (zeer) beperkt beveiligde inrichting of afdeling.
Uit artikel 2, eerste lid aanhef en onder b, van de Regeling en uit artikel 3, tweede lid aanhef en onder b, van de Regeling volgt dat gedetineerden voor plaatsing in een (zeer) beperkt beveiligde inrichting niet in aanmerking komen indien de einddatum
van de detentie nog niet vaststaat.
4.2. De selectiefunctionaris heeft gesteld ervan uit te gaan dat de openstaande strafzaken binnen de huidige detentie zullen worden behandeld.
Gelet op klagers huidige strafrestant - de einddatum is thans bepaald op 16 december 2010 - en de reële mogelijkheid dat klagers strafrestant na berechting van de openstaande zaken boven de achttien maanden zal uitkomen, hetgeen gelet op artikel 2,
eerste lid aanhef en onder b, en artikel 3, tweede lid aanhef en onder b, van de Regeling een contra-indicatie voor detentiefasering vormt, kan klager thans niet in aanmerking komen voor plaatsing in een (z.)b.b.i. en dient om deze reden de beslissing
van de selectiefunctionaris in stand te blijven. De beroepscommissie zal derhalve het beroep ongegrond verklaren. Daarbij zij opgemerkt dat afhankelijk van het verloop van bedoelde strafzaken over enige tijd kan worden nagegaan in hoeverre nog van
bedoelde contra-indicatie sprake is. Het ligt daarbij voor de hand dat de selectiefunctionaris naar aanleiding van nieuwe gegevens omtrent de lopende strafzaken een nieuwe beslissing zal geven. In dat verband is van belang dat zo er voor de nieuwe
feiten sprake zal zijn van een veroordeling tot gevangenisstraf, deze slechts van invloed kan zijn op de detentiefasering indien die veroordeling onherroepelijk is, ervan uitgaande dat voor die feiten niet sprake is van een thans onderbroken voorlopige
hechtenis.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema,
voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 14 december 2009.
secretaris voorzitter