nummer: 09/1498/GA - einduitspraak
betreft: [klager] datum: 16 december 2009
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
de directeur van de gevangenis Veenhuizen,
gericht tegen een uitspraak van 29 mei 2009 van de beklagcommissie bij voormelde gevangenis, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep.
Ter zitting van de beroepscommissie van 31 augustus 2009, gehouden in de locatie Ooyerhoek te Zutphen, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. M.G. Pekkeriet, en [...], unit-directeur bij de gevangenis Veenhuizen.
Bij tussenuitspraak van 16 september 2009, welke eveneens in afschrift aan deze uitspraak is gehecht, heeft de beroepscommissie de beslissing op het beroepschrift aangehouden en bepaald dat klagers raadsvrouw en de directeur binnen drie weken na
ontvangst van de tussenbeslissing verklaringen respectievelijk antwoorden op gestelde vragen naar het secretariaat van de Raad dienen te sturen.
Bij brief van 9 oktober 2009 heeft klagers raadsvrouw een schriftelijke verklaring van klagers moeder overgelegd, welke verklaring in afschrift is gestuurd naar de directeur.
Bij brief van 13 oktober 2009 heeft de directeur antwoord gegeven op de hem gestelde vragen, welke brief in afschrift naar klager en zijn raadsvrouw is gestuurd.
Bij brieven van 23 oktober 2009 en 28 oktober 2009 hebben respectievelijk de directeur en de raadsvrouw gereageerd op de hen in afschrift toegezonden verklaringen. Deze reacties zijn ter kennisneming naar de wederpartij gestuurd.
Op 23 november 2009 hebben twee leden van de beroepscommissie in de gevangenis Esserheem de situatie ter plaatse bezien en gesproken met vestigingsdirecteur [...], een dienstdoende bewaarder en de teamleider [...]. Klagers raadsvrouw was uitgenodigd om
hierbij aanwezig te zijn, maar was verhinderd. Een verslag van bevindingen is op 25 november 2009 ter kennisneming naar partijen gestuurd.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft verkorting van de bezoekduur door het niet tijdig toelaten van het bezoek van klager.
De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. Tussenuitspraak
Gelet op het verhandelde ter zitting van 31 augustus 2009 en de overige stukken, heeft de beroepscommissie de beslissing op het beroepschrift bij tussenuitspraak van 16 september 2009 aangehouden ten einde
a) klagers raadsvrouw in de gelegenheid te stellen de door haar bedoelde verklaringen over te leggen en
b) de directeur in de gelegenheid te stellen de identiteit van de door klager bedoelde p.i.w.-er, met wie klager ‘boven’ zou hebben gesproken, te achterhalen en deze p.i.w.-er de volgende vragen ter schriftelijke beantwoording voor te leggen:
- heeft klager hem inderdaad meermalen gevraagd waarom het zo lang duurde voordat zijn moeder werd toegelaten tot de inrichting c.q. bezoekruimte en
- kan de p.i.w.-er (al dan niet bij benadering) een indicatie geven van de tijd die verlopen is tussen het moment dat hij begreep dat klagers moeder aanwezig was bij de toegangscontrole en het moment dat klagers moeder daadwerkelijk tot de
bezoekafdeling van de inrichting werd toegelaten.
3. Nadere standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft bij brief van 13 oktober 2009 bericht dat er uitgebreid onderzoek is gedaan om de identiteit van de door klager bedoelde p.i.w.-er te achterhalen. Het is niet gelukt te achterhalen om welke p.i.w.-er het ging. In aanvulling daarop
merkt de directeur op dat de post “bovenportier” in beginsel wordt bemand door een medewerker van de beveiliging. De opmerking van klager dat hij zijn probleem verschillende keren heeft aangegeven bij een p.i.w.-er, lijkt daarmee niet op waarheid te
berusten.
De directeur heeft voorts aangegeven dat nader onderzoek van zijn kant heeft uitgewezen dat het van bovenaf absoluut onmogelijk is om waar te nemen wat er beneden bij de portier allemaal gebeurt. Ook de opmerking van klagers raadsvrouw dat “je zo naar
beneden kunt kijken en kunt zien wat er allemaal gebeurt” is pertinent onjuist. Van bovenaf is er helemaal geen zicht op de benedenportier. De waarneming van klager vanaf de bovenportier kan dus niet op waarheid berusten.
Het geheel overziend, komt de directeur tot het oordeel dat de verklaring van klager leugenachtig is.
Bij brief van 28 oktober 2009 heeft klagers raadsvrouw bericht dat zij de reactie van de directeur met klager heeft besproken. Zij vreest dat er tijdens de zitting van 31 augustus 2009 miscommunicatie is ontstaan over de plek waar klager zijn moeder en
zijn achternicht heeft kunnen zien. Klager vertelde zijn raadsvrouw dat hij zijn moeder en zijn nicht in de hal heeft gezien van bovenaf. Dit is het gedeelte waar het bezoek binnenkomt. Dit is van bovenaf wel degelijk te zien.
Daarnaast is klager de ijzeren trap afgelopen waar hij zijn moeder en zijn achternicht achter het glas bij de benedenportier heeft zien staan. Klager is drie à vier keer via de ijzeren trap naar benenden gelopen. Zijn moeder en zijn achternicht stonden
al die tijd in de hal en/of voor de benedenportier te wachten. Met andere woorden: klager heeft wel degelijk zicht gehad op zijn moeder en zijn achternicht.
Klager vindt het erg vreemd dat niet te achterhalen is wie degene is geweest die op die bewuste dag bij de bovenbalie heeft gezeten. Klager weet zeker dat er iemand achter de balie heeft gezeten met wie hij die middag meerdere keren heeft gesproken
over
het lange wachten. Of dit een p.i.w.-er of een medewerker van de beveiliging is geweest, weet klager niet (meer). In de ogen van klager is het iemand geweest die werkzaam is in de inrichting.
De opmerking van de directeur op dit punt is overigens niet duidelijk. Bedoelt de directeur te zeggen dat, nu het een medewerker van de beveiliging zou zijn geweest, daar al uit blijkt dat de opmerking van klager niet juist kan zijn? Dit is onzin.
Klager volhardt in zijn stelling dat zijn moeder schandalig lang heeft moeten wachten. Uiteindelijk is er van de bezoektijd bijzonder weinig overgebleven. Klager betreurt het dat de directeur zijn verklaring hierover als leugenachtig afdoet.
Tot slot merkt klagers raadsvrouw nog op dat de verklaring van de nicht van de moeder van klager onderweg is. Volgens klager is de verklaring door hem vorige week al naar de raadsvrouw gestuurd. De raadsvrouw heeft de verklaring echter nog niet
ontvangen. Zodra dat wel het geval is, zal zij de verklaring nazenden.
Bij brief van 9 oktober 2009 heeft klagers raadsvrouw een schriftelijke verklaring van de moeder van klager overgelegd. Het heeft haar geruime tijd gekost om een visum te bemachtigen om naar Nederland te reizen en haar zoon in de gevangenis te
bezoeken.
Samen met haar in Delft woonachtige nicht is zij naar Veenhuizen gereisd om klager te bezoeken. Zij arriveerden tien minuten te laat bij de inrichting. Bij de portier ontstond een probleem. Klagers moeder werd niet toegelaten, hoewel zij onder dezelfde
naam en met hetzelfde paspoort al eerder bij klager op bezoek was geweest. Eerst na drie kwartier werd gezegd dat de inrichting een fout had gemaakt en dat klagers moeder en zijn nicht alsnog klager konden bezoeken. Klagers moeder geeft aan dat zij is
behandeld als een terroriste en dat sprake was van pure discriminatie. Zij is zelfs van plan een klacht in te dienen bij de Marokkaanse en de Nederlandse Ambassade.
De directeur heeft bij brief van 23 oktober 2009 aangegeven geen gebruik te maken van de gelegenheid om op de brief van klagers raadsvrouw van 9 oktober 2009 te reageren.
Bij brief van 12 november 2009 heeft klagers raadsvrouw de bij brief van 28 oktober 2009 in het vooruitzicht gestelde verklaring van klagers achternicht overgelegd. Klagers achternicht geeft aan dat zij samen met klagers moeder bij klager op bezoek
ging. Na controle van de ID-bewijzen mocht klagers achternicht naar binnen en klagers moeder niet. Na bijna een uur discussie kwam er een andere p.i.w.-er die aangaf dat het b.s.d. een fout had gemaakt en dat beiden naar binnen mochten. Het bezoek
heeft
slechts tien minuten kunnen duren.
Deze laatste verklaring is op 13 november 2009 naar de directeur gestuurd, waarop hij niet heeft gereageerd.
4. Bezichtiging ter plaatse
De bevindingen van de bezichtiging ter plaatse, die plaatsvond in aanwezigheid van de vestigingsdirecteur [...] en bij gelegenheid waarvan gesproken is met een bewaarder en een teamleider, zijn de volgende.
Een dienstdoende bewaarder heeft de gang van zaken rondom het bezoek als volgt uiteen gezet.
Bezoekers melden zich bij de portier in de hal en dienen zich daar te legitimeren. Na controle van het identiteitsbewijs en vergelijking van deze personalia met die die eerder op de bezoekerslijst waren vermeld, kunnen de bezoekers bij akkoord een
glazen deur door en via een ijzeren trap naar de eerste verdieping gaan. Bovenaan de trap is een wachtruimte met een aantal metalen stoelen. Vanuit deze ruimte kunnen bezoekers via een “dichte” deur in de bezoekzaal komen.
Gedetineerden die bezoek verwachten kunnen vrijelijk vanaf de binnenplaats een deur binnengaan, vanwaar een metalen trap naar de eerste verdieping leidt. Bovenaan deze trap, op de eerste verdieping, is een aantal metalen stoeltjes geplaatst.
Tussen de wachtruimte van de bezoekers en de wachtruimte van de gedetineerden bevindt zich een centrale bewaarderspost van waaruit het doorgaande verkeer van bezoekers en gedetineerden wordt geregeld. Deze centrale post wordt niet door p.i.w.-ers
bezet,
maar door bewaarders, zoals overigens ook het toezicht tijdens het bezoek in de bezoekzaal door bewaarders plaatsvindt.
Aan de rechterhand van de dienstdoende bewaarder bevindt zich een dubbele glazen deur naar de wachtruimte van de gedetineerden.
Tot voor kort waren deze glazen deuren naar beide zijden doorzichtig, hetgeen betekent dat het – zoals de twee leden van de beroepscommissie hebben kunnen vaststellen – in principe mogelijk was dat gedetineerden die wachtende zijn op het bezoek en
bezoekers die nog niet in de bezoekzaal zijn toegelaten elkaar kunnen zien. Overigens zijn deze glazen deuren op last van de directie een week of drie, vier geleden eenzijdig met spiegelend folie beplakt; daardoor kunnen bezoekers en gedetineerden
elkaar nu niet meer door de deuren zien. Desgevraagd zei de dienstdoende bewaarder dat het beplakken van de deuren wellicht is gebeurd om de privacy van het personeel te bevorderen.
Vaste regel is dat eerst de bezoekers de bezoekzaal worden ingeleid. Pas daarna krijgt de dienstdoende bewaarder op de post zoals hiervoor aangegeven een telefoontje uit de bezoekzaal dat de gedetineerde wiens bezoek is gearriveerd de bezoekzaal (via
een andere toegangsdeur dan waardoor de bezoekers binnenkomen) kan betreden.
Volgens de dienstdoende bewaarder moet het uitgesloten worden geacht dat een gedetineerde toegang zou kunnen krijgen tot het gebouwdeel waardoor bezoekers zich van begane grond naar de eerste verdieping kunnen begeven.
Geconstateerd is dat de gedetineerden die bezoek verwachten vanuit de binnenplaats vrijelijk een deur kunnen binnengaan die linksaf toegang geeft tot een trappenhuisje met metalen trap naar de eerste verdieping. Op de begane grond rechts bevindt zich
een draadglazen deur die uitkomt op een soort smalle remise. Aan de overkant van deze remise bevindt zich eenzelfde draadglazen deur die zicht geeft op de ruimte waarin bezoekers door het detectiepoortje gaan en daar eventueel – voordat zij naar de
eerste verdieping gaan – kunnen wachten. De ramen van deze deuren waren tot voor kort van beide kanten doorzichtig, hetgeen betekent dat in principe gedetineerden die via de voor hen bestemde deur het voorgebouw ingaan bezoekers rondom de
veiligheidscontrole kunnen zien (en vice versa). Ook deze deuren zijn enkele weken geleden met spiegelend folie beplakt.
Visueel contact tussen personen op de begane grond en op de eerste etage is voor zover kon worden waargenomen niet mogelijk.
Desgevraagd verklaarde de dienstdoende bewaarder dat, voor zover hij weet, dienstroosters/postenbezettingen worden bewaard, zodat het in principe mogelijk zal zijn achteraf te bezien welke functionaris op een bepaalde dag op een bepaalde post dienst
heeft gedaan.
Na de bezichtiging en het gesprek met de dienstdoende bewaarder meldde de vestigingsdirecteur dat een dienstdoende teamleider van de hoed en de rand wist en desgewenst de leden van de beroepscommissie te woord wilde staan. Deze teamleider, de heer
[teamleider], verklaarde vervolgens onder meer dat er in het geval van het onderhavige bezoek op 5 april 2009 sprake was van veel miscommunicatie met de moeder van klager. De moeder sprak geen Nederlands. Pas toen uiteindelijk een medebezoekster wel
goed Nederlands bleek te spreken, werden de problemen rondom de naam snel opgelost en konden de bezoeksters naar de bezoekzaal. Volgens de heer [teamleider] heeft de vertraging hooguit vijf tot acht minuten geduurd.
Voorts bevestigde de heer [teamleider] dat dienstroosters/postbezettingen lang worden bewaard. Het is in principe dan ook geen probleem na te zien welke persoon op een bepaalde dag dienst had gehad bij de bezoekafdeling. Wat wel kan spelen is dat
iemand
in verband met toiletbezoek/rookpauze voor even vervangen zou kunnen zijn door een collega.
Voorts merkte de heer [teamleider] op dat in de afgelopen periode een verfijning rondom de bezoekprocedure heeft plaatsgevonden. “Wettelijk” heeft de gedetineerde recht op één uur bezoek per week, maar de voorbereidingen beginnen al een half uur
eerder.
Met de directeur is afgesproken dat hij nog zal nazien of te traceren is welk personeelslid op de bewuste datum dienst heeft gehad. Hij zal uiterlijk maandag 30 november 2009 uitsluitsel geven.
Op 3 december 2009 is bericht dat [...] op de bewuste datum dienst heeft gedaan.
5. De beoordeling
Gelet op de bevindingen tijdens de bezichtiging is de beroepscommissie van oordeel dat het ten tijde van het bestreden voorval stellig mogelijk was dat gedetineerden en bezoekers elkaar – voordat het bezoek feitelijk kon plaatsvinden – konden zien,
zowel op de begane grond als op de eerste verdieping. Anderzijds was het niet mogelijk dat te bezoeken gedetineerden vanaf de eerste verdieping hun bezoek op de begane gronden zagen.
Voor de beroepscommissie staat vast dat het bezoek – door omstandigheden buiten de moeder van klager gelegen - later aanving dan de bedoeling was. In de op ambtseed opgemaakte verklaring wordt gesproken van twee tot vijf minuten en teamleider
[teamleider] spreekt van vijf tot acht minuten.
Tegen de achtergrond van het vorenstaande ziet de beroepscommissie geen aanleiding meer om de inmiddels getraceerde bewaarder nog vragen voor te leggen. Waar vast staat dat klagers moeder klager eerder al vier keer probleemloos had bezocht en zich
tijdens het vijfde en laatste bezoek ook volgens de twee betrokken bewaarders en teamleider [teamleider] problemen voordeden bij het verifiëren c.q. vaststellen van haar identiteit die niet aan haar waren toe te rekenen, is voor de beroepscommissie,
alle omstandigheden in aanmerking nemend, voldoende aannemelijk geworden dat klagers bezoek door problemen bij de toegangscontrole korter heeft geduurd dan mogelijk was geweest. Het beroep van de directeur zal dan ook ongegrond worden verklaard en de
uitspraak van de beklagcommissie zal worden bevestigd met wijziging van gronden.
6. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, L. Diepenhorst MPA en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.N.E. Plooij, secretaris, op 16 december 2009
secretaris voorzitter