Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/2127/GA, 8 december 2009, beroep
Uitspraakdatum:08-12-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/2127/GA

betreft: [klager] datum: 8 december 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 24 juli 2009 van de beklagcommissie bij de gevangenis De Marwei te Leeuwarden,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 30 september 2009, gehouden in de locatie De Berg te Arnhem, zijn gehoord klager en [...], unit-directeur bij voormelde gevangenis.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de oplegging van toezichtmaatregelen in het kader van klagers status (hoog) op de lijst gedetineerden met vlucht-/maatschappelijk risico, voor de duur van één jaar.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is van mening dat de directeur jegens hem onrechtmatig heeft gehandeld. De beklagcommissie heeft een aantal van klagers klachten met betrekking tot de schendingen van zijn grond- en mensenrechten niet behandeld. De door klager verstrekte en
daarop betrekking hebbende stukken zijn door de beklagcommissie niet aan het procesdossier toegevoegd. Klager is van mening dat hij gebruik moet kunnen maken van alle aan hem ten dienste staande rechtsmiddelen. Daarnaast heeft hij recht op een
beslissing op die schendingen en op rechtsherstel. De beklagrechter heeft op geen van de door klager aangevoerde schendingen van de mensenrechten een beslissing gegeven. Daarnaast is er voor klager na de uitspraak van de beklagcommissie feitelijk niets
veranderd. Klager is van mening dat er nog steeds sprake is van schending van (onder meer) in de artikelen 3, 8 en 13 van het EVRM omschreven rechten.
Feitelijk had klager tot het moment van de uitspraak van de beklagcommissie met regelmaat te maken met celinspecties; die bijna dagelijks werden gehouden. Klager werd toen dagelijks gefouilleerd en wekelijks gevisiteerd. Klager voelt zich door die
maatregelen ernstig vernederd. In zijn ogen is er ook geen noodzaak voor die maatregelen. In de inrichting waar hij voorheen verbleef zijn die maatregelen ook niet toegepast. Klagers leven in detentie wordt door deze diepgaande inbreuken op zijn
privacy
ondragelijk gemaakt. Hij heeft nog steeds dagelijks met deze inbreuken te maken omdat hij veel brieven schrijft en dagelijks telefoneert. Klager wil graag dat de beroepscommissie zich hierover, alsook over de schendingen van klagers rechten door de
beklagcommissie, uitlaat.
Overigens heeft de beklagcommissie weliswaar de eerste beslissing van de directeur vernietigd, maar dit heeft geen wijziging in de wijze van tenuitvoerlegging van de maatregelen tot gevolg gehad. Klager gaat inmiddels tegen elke afzonderlijke inbreuk
op
zijn privacy in beklag. Hij heeft inmiddels meer dan honderd klaagschriften ingediend. Deze worden door de beklagrechter echter steeds niet ontvankelijk verklaard. Klager verzoekt de beroepscommissie een einde aan deze praktijken te maken.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De aan klager opgelegde veiligheidsmaatregelen zijn niet opgeheven. De beklagcommissie heeft in haar uitspraak immers aangegeven dat de directeur geen nieuwe beslissing hoefde te nemen. De directeur is bevoegd om zelfstandig dit soort beslissingen te
nemen. In dit geval is bij die beslissing betrokken dat klager voorkwam op de lijst gedetineerden met vlucht-/maatschappelijk risico (lijst GVM). Aan klager is in dat verband door het Operationeel Overleg de status hoog toegekend. Maandelijks moet
worden beoordeeld of voortzetting van de maatregelen noodzakelijk is. Op klagers gedrag in de inrichting is momenteel niets aan te merken. Indien dit zo blijft, worden de maatregelen over enkele maanden mogelijk minder vergaand. Klagers situatie wordt
maandelijks opnieuw beoordeeld. Klager lijkt overigens op zich geen echte problemen te ondervinden van de maatregelen. Hij functioneert goed en is momenteel begonnen met een rechtenstudie. Om die reden heeft hij ontheffing van de arbeidsverplichting.
Het staat hem vrij om aan de sport en andere activiteiten deel te nemen.

3. De beoordeling
In beginsel staat voor een gedetineerde geen beroep open indien de beklagcommissie het door hem ingediende beklag gegrond heeft verklaard, hetgeen zou moeten leiden tot de slotsom dat klager niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn beroep. Nu
echter de beklagcommissie het beklag weliswaar gegrond heeft verklaard omdat kort gezegd de directeur niet zelfstandig de vereiste afwegingen heeft gemaakt, maar daarbij heeft overwogen dat de beslissing van de directeur tot toepassing van de
maatregelen niet onredelijk of onbillijk moet worden geacht, heeft zij het beklag (feitelijk) materieel ongegrond verklaard. Tevens heeft zij overwogen dat voor enige tegemoetkoming als bedoeld in artikel 68, zevende lid, van de Pbw geen grond bestaat.
Gelet daarop heeft klager een belang bij een beoordeling van zijn klacht in beroep en zal de beroepscommissie het beklag alsnog inhoudelijk beoordelen.

Aan klager zijn op 18 juni 2009 door de directeur een aantal toezichtmaatregelen opgelegd. Die maatregelen zijn opgelegd voor de duur van één jaar en houden in:
- inhoudelijke controle van brieven en andere poststukken;
- individueel bezoek met toezicht;
- tijdens het bezoek, het opnemen van gesprekken;
- het vooraf screenen van telefoonnummers;
- telefonische contacten worden door het personeel tot stand gebracht en het gesprek vindt plaats onder toezicht;
- de telefoongesprekken worden opgenomen;
- zeer regelmatige en ook uitgebreide celinspecties;
- dagelijkse fouillering;
- wekelijkse visitatie en altijd visitatie na bezoek.

De directeur heeft deze beslissing gegrond op de overwegingen dat klager met de status hoog staat vermeld op de lijst van gedetineerden met vlucht-/ maatschappelijk risico (lijst GVM) en er dus sprake is van een hoog vlucht- en maatschappelijk risico.
De directeur heeft daarnaast aangegeven dat hij op basis van de door hem verkregen aanvullende informatie vanuit het Landelijk Operationeel Overleg (welke de status van zich op de lijst GVM vermelde gedetineerden vaststelt) en aanvullende informatie
uit
klagers penitentiair dossier van mening is dat de door hem opgelegde maatregelen passend zijn bij het aan klager opgelegde profiel.

Voor zover door en namens klager is aangevoerd dat de circulaire van 31 januari 2008, kenmerk 522999/DJI, getiteld “Beleid gedetineerden met een vlucht-/maatschappelijk risico” (hierna: de Circulaire GVM) onverbindend zou moeten worden verklaard
vanwege
strijd met de Pbw en/of de Penitentiaire maatregel, geldt dat de beroepscommissie die tegenstrijdigheid niet aanwezig acht. Weliswaar vermeldt de Circulaire GVM toezichtmaatregelen die door de directeur genomen moeten worden, maar dit wordt door de
beroepscommissie gelezen in die zin dat de directeur in die gevallen nog steeds een eigen belangenafweging gelet op de concrete omstandigheden in de inrichting dient te maken. Dit verweer slaagt daarom niet.

De directeur heeft de bestreden beslissing gegrond op – naast de omstandigheid dat klager de status hoog heeft op de lijst GVM – aanvullende informatie omtrent klager. Die aanvullende informatie is door de directeur overlegd noch gespecificeerd. Gelet
daarop is de bestreden beslissing genomen op gronden die deze – bij gebreke aan die nadere feitelijke onderbouwing – niet kunnen dragen. Dat maakt dat de bestreden beslissing van de directeur, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen,
onredelijk en onbillijk moet worden geacht.

De beroepscommissie voegt aan het voorgaande nog toe dat in het onderhavige geval sprake is geweest van een aanzienlijk aantal maatregelen. Met de uitvoering van die maatregelen is klager frequent geconfronteerd, zoals bij het dagelijkse onderzoek aan
kleding, het wekelijkse onderzoek aan lichaam en de celinspecties. Aan de duur waarvoor de maatregelen worden opgelegd dienen beperkingen te worden gesteld. Een dergelijk uitgangspunt ligt ook ten grondslag aan de Penitentiaire beginselenwet. Immers
ingrijpende maatregelen kennen (vrijwel) steeds een maximumduur. Gelet op het voorgaande acht de beroepscommissie het opleggen van de onderhavige maatregelen voor de duur van een jaar te ver gaan, zelfs al is er kennelijk sprake van een maandelijkse
tussentijdse evaluatie. Ook dat is een reden voor een gegrondverklaring van het beroep. De beroepscommissie is van oordeel dat bij het opleggen van dergelijke maatregelen ten minste maandelijks een nieuwe beoordeling van de noodzaak voor de voortduring
van de maatregelen dient plaats te vinden en dat als voortduring nodig wordt geacht, dit ook schriftelijk wordt vastgelegd in de mededeling van de beslissing(en) van de directeur.

De beroepscommissie zal het beroep van klager gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag gegrond verklaren. Zij zal aan klager, nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing van de directeur niet meer ongedaan
gemaakt kunnen worden, een tegemoetkoming toekennen en de hoogte daarvan vaststellen op € 150,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag gegrond.
Zij stelt vast dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 150,=

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. C.J.G. Bleichrodt en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 8 december 2009

secretaris voorzitter

Naar boven