Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/2908/GB, 8 december 2009, beroep
Uitspraakdatum:08-12-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 09/2908/GB

Betreft: [klager] datum: 8 december 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.L.J. Jansen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 16 oktober 2009 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem niet te plaatsen in de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) van de locatie Westlinge te Heerhugowaard ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 18 maart 2008 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring Zutphen. Op 19 juni 2009 is hij geplaatst in de gevangenis/ISD Zoetermeer, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager stelt dat de Advocaat-Generaal niet spreekt van een actuele liquidatiedreiging of welke dreiging dan ook die van klager zou uitgaan. Uit het vonnis van de Rechtbank blijkt dat klager is veroordeeld wegens voorbereiding van liquidatie. Klager zou
ten tijde van zijn aanhouding een autosleutel in zijn bezit hebben, welke autosleutel zou toebehoren aan een auto waarin enkele dagen later twee vuurwapens en valse kentekenplaten zijn aangetroffen. Naar het oordeel van de Rechtbank kon daarmee bewezen
worden dat klager een auto voorhanden heeft gehad die voorzien van wapens en valse kentekenplaten geparkeerd stond hetgeen voorbereiding tot een liquidatie zou opleveren. Klager vraagt zich af of het Gerechtshof zal meegaan in deze bewijsoverweging.
Het
valt niet in te zien waarom er een actuele dreiging van klager uit zou gaan wanneer hij in een b.b.i. zou worden geplaatst nu klagers strafbare gedraging bestond uit het voorhanden hebben van een sleutel behorende bij een auto die inmiddels in beslag
is
genomen met alle in die auto aangetroffen zaken. Uit de selectiebeslissing alsmede uit de toelichting van de selectiefunctionaris op het beroep kan blijken dat het standpunt van de Advocaat-Generaal de basis is geweest voor de afwijzende beslissing. In
de stukken van de selectiefunctionaris bevindt zich een mailwisseling tussen de selectiefunctionaris en iemand van het Gedetineerden recherche-informatiepunt (GRIP) waarin is opgenomen dat volgens die persoon van het GRIP de dreiging nog actueel is.
Meer of nadere informatie bevat de mailwisseling niet. Van een onderbouwd oordeel van het GRIP ten aanzien van enig daadwerkelijk bestaand gevaar is geen sprake. In de strafzaak is ook niet vastgesteld ten aanzien van welke persoon de voorbereiding op
liquidatie betrekking zou hebben. In het licht daarvan is het verwonderlijk dat het GRIP nu enige mededeling kan doen over de vraag of die dreiging nog actueel is, nu dit in ieder geval niet kan samenhangen met het beoogde slachtoffer waarover niets
bekend is. Niet blijkt waaruit die dreiging kan bestaan. De uiterst summiere mailwisseling met het GRIP kan niet worden aangemerkt als GRIP-rapportage. Voor zover het GRIP zich op het standpunt wil stellen dat er sprake zou zijn van een actuele
dreiging
zou daartoe op zijn minst aangegeven moeten worden waar die dreiging dan vanuit zou gaan en wie daarbij bedreigd zou worden.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De selectiefunctionaris heeft het voorstel van de directeur van de gevangenis/ISD Zoetermeer om klager te selecteren voor een b.b.i. afgewezen omdat de Advocaat-Generaal heeft laten weten dat klager ernstige delicten heeft gepleegd. Eén daarvan is
onder
andere de voorbereiding van een liquidatie binnen het criminele milieu. De kans op maatschappelijke onrust en het recidivegevaar spelen een grote rol bij de beslissing klager nog niet in aanmerking te laten komen voor plaatsing in een b.b.i. Het GRIP
heeft laten weten dat de dreiging nog steeds actueel is. Uit de stukken is gebleken dat klager ervan verdacht is een liquidatie in voorbereiding te hebben en hij zelf niet de bedreigde was. Klager heeft het recht om detentiefasering aan te vragen, maar
het is niet een recht om daar ook daadwerkelijk geplaatst te worden. Hiervoor dient klager aan een aantal voorwaarden te voldoen waaraan klager thans niet voldoet.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht -en maatschappelijk
risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de toelichting op dit artikel (Staatscourant 17 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving
een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en achtergrond
van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. Het beroep is gericht tegen de beslissing klager niet in de b.b.i. van de locatie Westlinge te plaatsen. Nu de Advocaat-Generaal negatief heeft geadviseerd voor de duur van het hoger beroep in verband met het risico op maatschappelijke onrust
omdat klager in eerste aanleg is veroordeeld voor het voorbereiden van een liquidatie in het criminele milieu en uit de stukken blijkt dat het GRIP heeft gemeld dat de dreiging nog steeds actueel is, kan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde
beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. van Alff, secretaris, op 8 december 2009

secretaris voorzitter

Naar boven