nummer: 09/2237/TA
betreft: [klager] datum: 7 december 2009
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een op 11 augustus 2009 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 13 juli 2009 van de beklagcommissie bij de Dr. Henri van der Hoevenkliniek te Utrecht, verder te noemen de inrichting, betreffende de vertraging in het contact met klagers raadsman en het niet volgen van klagers voorkeur
van eten en drinken,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft het hoofd van de inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman
mr. R. Polderman om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De beoordeling
Ingevolge artikel 67, eerste en derde lid Bvt juncto artikel 58, vijfde lid Bvt dient het beroepschrift tegen een uitspraak van de beklagcommissie uiterlijk op de zevende dag na de ontvangst van het afschrift van die uitspraak te worden ingediend. Als
dag van indiening geldt de dag waarop het beroepschrift door het secretariaat van de beroepscommissie wordt ontvangen, dan wel de dag die door of namens het hoofd van de inrichting is gestempeld op het beroepschrift of de enveloppe waarin dit wordt
verzonden.
Een na afloop van de termijn van zeven dagen ingediend beroepschrift is niettemin ontvankelijk, indien blijkt dat het beroepschrift zo spoedig is ingediend als redelijkerwijs van de indiener van het beroep kon worden verlangd.
De beslissing waarvan beroep is op 12 juli 2009 aan klager verstuurd. Het beroepschrift is gedateerd op 26 juni 2009 en verzonden in een envelop, waarop het poststempel 10 augustus 2009 voorkomt. De beroepscommissie gaat ervan uit dat klager
abusievelijk 26 juni 2009 heeft vermeld en dat hiervoor in de plaats gelezen dient te worden 26 juli 2009. Door klager is in het beroepschrift erkend dat hij het beroep te laat heeft ingediend. Als reden voor het te laat indienen van het beroep heeft
klager aangevoerd dat hij geconfronteerd is met het plotselinge overlijden van zijn moeder.
De beroepscommissie is van oordeel dat uit het bovenstaande niet zonder meer een verschoonbare reden volgt voor het vier weken te laat indienen van het beroep en dat klager, als hij zelf niet in staat was om summier aan te duiden dat hij beroep wilde
indienen, zijn raadsman had kunnen inschakelen om dit tijdig te doen.
De beroepscommissie is van oordeel dat het beroepschrift niet zo spoedig is ingediend als redelijkerwijs van klager kon worden verlangd en dat klager derhalve niet tijdig beroep ingesteld. Klager kan om die reden niet in zijn beroep worden ontvangen.
2. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in het beroep.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 7 december 2009
secretaris voorzitter