Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/2200/TA en 09/2241/TA, 3 december 2009, beroep
Uitspraakdatum:03-12-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/2200/TA en 09/2241/TA

betreft: [klager] datum: 3 december 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D.W.H.M. Wolters, namens

[...], verder te noemen klager, en

van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van het hoofd van FPK Oldenkotte te Rekken, verder te noemen de inrichting,

beide gericht tegen de uitspraak van 30 juli 2009 van de alleensprekende beklagrechter bij de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 6 november 2009, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door mr. A.L. Louwerse, kantoorgenoot van zijn raadsman mr. D.W.H.M. Wolters, en namens het hoofd van
voormelde
tbs-inrichting [...], hoofd behandeling.
Als toehoorder was aanwezig [...], echtgenote van klager.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag (nummer OL 207-08) betreft:
a) de weigering om drie kasten en een bank in te voeren na overplaatsing van De Wiem naar de inrichting, waardoor klager deze spullen moest uitvoeren en een nieuwe kast moest kopen,
b) de intrekking van onbegeleid verlof met zes overnachtingen,
c) de beperking in het recht op telefoneren van 3 oktober 2008 tot 5 november 2008.

De beklagrechter heeft het beklag op onderdeel a) gegrond verklaard en een tegemoetkoming van € 20,= vastgesteld en klager niet-ontvankelijk verklaard in onderdeel b) van zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
De beklagrechter heeft het beklag op onderdeel c) materieel ongegrond en formeel gegrond verklaard en een tegemoetkoming van € 20,= vastgesteld op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
a) Klager is het niet eens met de hoogte van de door de beklagrechter vastgestelde tegemoetkoming, omdat hem een bedrag in de buurt van de daadwerkelijke schade toegekend had moeten worden. Het gaat om twee kasten en een bank, die hij eerder op zijn
kamer in de inrichting had gehad. Een derde kast heeft hij tijdens zijn verblijf in De Wiem gekocht, maar daar heeft hij niet over geklaagd. Het bevreemdt dat de inrichting tegen de gegrondverklaring beroep heeft ingediend, nu zij stelt aan klager €
150,= te hebben aangeboden en dat klager dit aanbod heeft geweigerd. Daarmee geeft de inrichting immers aan dat er fouten zijn gemaakt. Het valt ook niet in te zien waarom hij deze spullen niet mocht invoeren, omdat zijn kamer in de inrichting in de
tussentijd niet kleiner is geworden. Klager was van genoemd aanbod niet op de hoogte. Als dit aanbod nog staat, trekt klager zijn beroep op dit onderdeel in, ook als dat bedrag tevens de door de beklagrechter toegekende tegemoetkoming van € 20,= zou
omvatten.
De inrichting heeft eerder een bedrag van € 150,= aan klager betaald, maar dat was voor de beschadiging van andere goederen tijdens de verhuizing. Van dat geld heeft klager € 25,= moeten terugbetalen voor een sleutel.

b) De inrichting is te voorbarig geweest met de verdenking van klagers betrokkenheid bij diefstal en het indienen van een longstayaanvraag. De inrichting heeft dat in gesprekken ook toegegeven. Klager zou transmuraal verlof krijgen. Hij is tijdens het
onbegeleide verlof nooit over de schreef gegaan. Hij moest wel naar zijn advocaat gaan, omdat hij ergens in betrokken dreigde te worden waarmee hij niets te maken had en hij dat niet wilde hebben. Vervolgens is overal de stekker uitgetrokken, zonder
dat
daar rechtsbescherming tegen bestaat. Men had ook kunnen volstaan met een time-out. In dit geval is sprake van een uitzonderingssituatie, op grond waarvan klager in zijn klacht moet worden ontvangen. Klager zou anders geen rechtsmiddel hebben tegen een
zo ingrijpende beslissing als de intrekking van onbegeleid verlof met zes overnachtingen. In strijd met de wet is klager niet gehoord over de intrekking van zijn verlof en heeft hij terzake geen schriftelijke mededeling gekregen.

c) De wegens de formele gegrondverklaring toegekende tegemoetkoming van
€ 20,= is te gering, daar klager bijna vijf weken lang niet heeft kunnen bellen. De klacht moet ook materieel gegrond worden verklaard. Er was geen noodzaak om de telefoonmaatregel bijna vijf weken te laten duren. Klager was immers teruggeplaatst van
De
Wiem in de meer beveiligde setting van de inrichting. Bovendien mocht hij wel regulier bezoek ontvangen. Er liep geen onderzoek. De inrichting heeft niets ondernomen ten aanzien van de ruis rond klagers vermeende betrokkenheid bij diefstal. Klagers
raadsman heeft wel getracht die ruis op te lossen. Klager bleek niets van doen te hebben met de betreffende diefstal. Verder was geen onderzoek nodig ten aanzien van het niet naar zijn werkgever gaan, zijn beschonken toestand bij terugkeer en de vondst
van een joint.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
a) Het klopt dat het om twee kasten en een bank gaat. Klager is gezegd dat er teveel aan inventaris was. Als hem naast het voor de beschadiging van goederen uitbetaalde bedrag voor de onderhavige kwestie een bedrag van € 150,= is aangeboden, moet
klager
dat bedrag ook krijgen. Wat de inrichting betreft omvat dat bedrag de door de beklagrechter toegekende tegemoetkoming van € 20,=.

b) Er is wel de nodige ruis geweest, maar daar is ook het een en ander aan voorafgegaan. Het verlof is terecht ingetrokken, omdat klager zich niet aan de verlofvoorwaarden heeft gehouden. Hij is zonder kennisgeving en zonder toestemming niet naar zijn
werk gegaan, heeft zijn advocaat bezocht en is in beschonken toestand teruggekeerd, waarbij bleek dat hij had overgegeven en een joint op zak had.

c) Bekend was dat door klagers advocaat onderzoek is gedaan. De inrichting kan zef geen onderzoek doen, omdat dit aan de politie is.

3. De beoordeling
a) Nu namens het hoofd van de inrichting ter zitting van de beroepscommissie is verklaard dat klager vanwege de weigering van de invoer van twee kasten en een bank een bedrag van € 150,= zal worden uitbetaald, is het belang van het hoofd van de
inrichting bij een ongegrondverklaring van beklagonderdeel a) komen te ontvallen. Het hoofd van de inrichting kan om die reden niet in het beroep worden ontvangen.
Op klagers beroep tegen de door de beklagcommissie toegekende tegemoetkoming hoeft niet meer te worden beslist, nu klager zijn beroep vanwege genoemde toezegging heeft ingetrokken.

b) Hetgeen in beroep is aangevoerd, kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Daarbij is in aanmerking genomen dat de intrekking van onbegeleid verlof met zes overnachtingen wegens
overtreding van de verlofvoorwaarden door de betreffende ter beschikking gestelde volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie op grond van artikel 56, tweede lid, onder a, Bvt niet beklagwaardig is.
Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.

c) De beroepscommissie kan zich verenigen met de wegens vormverzuim toegekende tegemoetkoming van € 20,=. Het beroep zal dan ook in zoverre ongegrond worden verklaard.
Anders dan de beklagrechter is de beroepscommissie van oordeel dat niet aannemelijk is geworden waarom klager de telefoonbeperking moest worden opgelegd en deze beperking bijna vijf weken heeft moeten voortduren, terwijl de inrichting geen onderzoek
deed en er kennelijk geen noodzaak was om hem beperkingen ten aanzien van post en bezoek op te leggen.
Het beroep zal daarom in zoverre gegrond worden verklaard.

Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. Het hoofd van de inrichting is in de gelegenheid gesteld zijn standpunt hieromtrent te bepalen. De beroepscommissie stelt deze vast
op
€ 25,=.

4. De uitspraak
a) De beroepscommissie verklaart het hoofd van de inrichting niet-ontvankelijk in het beroep ten aanzien van dit klachtonderdeel, waarbij wordt opgemerkt dat namens het hoofd van de inrichting de toezegging is gedaan dat klager een tegemoetkoming van €
150,= wordt uitbetaald.

b) De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van dit klachtonderdeel ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter.

c) De beroepscommissie verklaart het beroep, voor zover gericht tegen de hoogte van de voor de formele gegrondverklaring van de klacht toegekende tegemoetkoming, ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter.
De beroepscommissie verklaart het beroep voor het overige gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog ook inhoudelijk gegrond.
Zij bepaalt de aan klager toekomende tegemoetkoming op € 25,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, prof. dr. F.A.M. Koenraadt en mr. R.P.G.L.M. Verbunt, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 3 december 2009

secretaris voorzitter

Naar boven