nummer: 09/1846/TA
betreft: [klager] datum: 3 december 2009
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 4 juni 2009 van de beklagcommissie bij FPC Veldzicht te Balkbrug, verder te noemen de inrichting,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 6 november 2009, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, is klager gehoord.
Klagers raadsman, mr. J.C. de Goeij, is zonder bericht van verhindering niet ter zitting verschenen.
Het hoofd van de inrichting heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.
Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het doorzoeken van klagers kamer tijdens zijn opname in het ziekenhuis en de vermissing van een gouden horloge nadien.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten
Klager heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Tot op heden heeft hij zijn gouden horloge nog niet terug. Hij heeft via zijn advocaat bij de politie aangifte van vermissing gedaan. Zijn advocaat heeft hem daarvan geen papieren gestuurd, maar heeft hem wel telefonisch gezegd aangifte te hebben
gedaan. Hij heeft dit horloge gekregen van zijn moeder. Zijn moeder heeft negen jaar geleden tijdens een vakantie in Zwitserland voor hem, zijn zuster en zichzelf elk een gouden horloge gekocht à fl. 40.000,= per stuk. Zijn familie heeft een eigen
bedrijf in Maastricht en is rijk. Zijn vader had uit een erfenis een Rolexhorloge gekregen. Het merk van zijn eigen gouden horloge weet hij niet meer. Het horloge was voorzien van een certificaat, dat zijn moeder voor hem bewaart. Hij heeft zijn moeder
destijds gevraagd het horloge te verzekeren en de papieren thuis voor hem te bewaren, maar hij weet niet of zij dat ook echt heeft gedaan. Hij heeft destijds wel een echte Rembrandt ter waarde van circa € 300.000,= verzekerd. Zijn moeder betaalt voor
hem een bedrag van € 600,= per maand aan verzekeringspremie. Bedoeld schilderij heeft hij gekregen van zijn vader, die acht jaar geleden is overleden. Zijn vader had het schilderij gekregen van een vriend, die het ook van een vriend had gekregen.
Hij heeft zijn gouden horloge niet in een kluis bewaard, omdat hij dit horloge met andere sieraden in een verzegeld, niet makkelijk te openen geldkistje bewaarde. De inrichting had hem gezegd dat hij het horloge zelf moest bewaren in zijn geldkistje,
ook toen hij naar het ziekenhuis moest. Hij had het geldkistje zodanig op zijn kamer geplaatst dat het niet gezien kon worden. Zijn kamer is op slot als hij er niet is en kan alleen door hem en door het personeel worden geopend.
Toen hij terugkwam uit het ziekenhuis, zag hij dat zijn kamer was opgeruimd. Hij heeft toen direct naar het geldkistje gekeken. Dat kistje bleek te zijn geopend en zijn horloge was weg. De andere sieraden, ringen en kettingen van zijn kinderen en
kleinkinderen, waren nog wel aanwezig. Die sieraden zijn niet veel waard. Hij heeft direct gemeld dat zijn horloge weg was.
Klager heeft van alles wat hij na de kamerdoorzoeking miste een lijst opgemaakt. De spullen die van zijn kamer waren gehaald, stonden in een doos in het kantoor van het afdelingshoofd. Alle spullen zaten daarin, behalve het horloge. Klager is een
bonnetjesfreak, maar het personeel wilde zijn bonnen betreffende de aankoop van die spullen niet zien. Na vijf weken heeft hij die spullen teruggekregen en zei men dat hij de spullen niet had gestolen, kennelijk omdat hij een klacht had ingediend.
Het hoofd van de inrichting heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan - voor zover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Hoewel de inrichting niet beschikt over een inventarislijst van
de inbeslaggenomen spullen en dit volgens de huisregels wel had gemoeten, vormt dit niet voldoende bewijs en is ook overigens onvoldoende aannemelijk dat sinds de controle van klagers kamer tijdens zijn ziekenhuisopname een gouden horloge van klagers
kamer is verdwenen en dat het personeel daarvoor verantwoordelijk is te houden. Klagers verklaring ter zitting van de beroepscommissie dat hij het horloge niet in de kluis van de inrichting mocht bewaren omdat de inrichting vond dat hij het horloge in
zijn geldkistje moest bewaren, komt zeer onaannemelijk voor. Te meer, daar de inrichting tegenover de beklagcommissie heeft verklaard dat klager een horloge van waarde in de kluis van de inrichting had kunnen bewaren en klager dit tegenover de
beklagcommissie niet heeft weersproken.
Overigens kan niet worden vastgesteld dat het horloge de waarde heeft die klager stelt en heeft klager terzake geen documenten overgelegd.
Verder bevreemdt het dat klager het merk van zijn horloge niet weet, terwijl hij wel weet dat zijn vader een Rolexhorloge had.
Tenslotte bevreemdt het dat klager niet weet of zijn moeder zijn horloge heeft verzekerd, terwijl hij wel weet dat zij maandelijks voor hem een premie betaalt voor de verzekering van een schilderij.
Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met verbetering van de gronden.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, prof. dr. F.A.M. Koenraadt en mr. R.P.G.L.M. Verbunt, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 3 december 2009
secretaris voorzitter