nummer: 09/3101/GV
betreft: [klager] datum: 24 november 2009
De beroepscommissie als bedoeld in art. 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 2 november 2009 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.
2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Klager is van mening dat hij in aanmerking moet komen voor algemeen verlof. Zoals hij eerder – in het kader van zijn beroep tegen de beëindiging van zijn penitentiair programma (p.p.) en zijn overplaatsing
naar de gevangenis/ISD Zoetermeer – heeft aangevoerd, is hij door de politierechter vrijgesproken van de onterechte beschuldigingen van zijn werkgever uit het p.p. Daarbij is toen zijn onmiddellijke invrijheidstelling bevolen. De selectiefunctionaris
heeft dat vonnis niet gerespecteerd en klager is daarom opnieuw gedetineerd geraakt. Bij de afwijzing van het verlof heeft de selectiefunctionaris aangevoerd dat klager zich zou hebben verzet. Dat is onjuist. Klager vindt dat hij erg benadeeld wordt
door al deze beslissingen. Om die reden dient hem alsnog verlof te worden verleend.
Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Het verzoek is afgewezen omdat verzoeker recentelijk is teruggeplaatst vanuit een p.p. Klager is op grond van misdragingen, onder andere vernieling van andermans goed, in verzekering gesteld en uiteindelijk veroordeeld voor die vernieling tot een
voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken. De politierechter heeft verzoekers onmiddellijke invrijheidstelling bevolen, waardoor de hem eerder opgelegde gevangenisstraf weer herleefde. Klager is van mening dat hij vervolgens terug diende te worden
geplaatst in het p.p. De Staatssecretaris heeft klagers gedrag als zodanig aangemerkt, dat dit in de weg stond aan een verdere deelname aan een p.p. Door dat gedrag heeft klager aangetoond niet om te kunnen gaan met de hem toebedeelde vrijheden. Om die
reden is ook het verzoek om algemeen verlof afgewezen.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis/ISD heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
Het Openbaar Ministerie heeft aangegeven negatief te adviseren.
De politie Haaglanden heeft aangeven negatief te adviseren, gelet op de omstandigheid dat klager nog onlangs is aangehouden terzake van de verdenking van het plegen van mishandeling. Daarbij was klager erg agressief.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 12 jaar met aftrek, wegens moord. Aansluitend dient hij veertien dagen hechtenis te ondergaan. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 30 december 2009. Aansluitend dient hij eventueel een
subsidiaire hechtenis van 34 dagen en zeven dagen gijzeling op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften te ondergaan.
Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers vierde verlofaanvraag. Hij kan in totaal vier verlofaanvragen indienen.
Klager is naar aanleiding van de verdenking van (onder meer) vernieling tijdens zijn p.p. in voorlopige hechtenis gesteld. Naar aanleiding van die verdenking is klager vrijgesproken van een tweetal hem eveneens telaste gelegde feiten en veroordeeld tot
een (geheel voorwaardelijke) gevangenisstraf van twee weken terzake van die vernieling. Gelet daarop mocht de Staatssecretaris in redelijkheid oordelen dat klager niet kan omgaan met de hem in het kader van dat p.p. aangeboden vrijheden en gemaakte
afspraken – met betrekking tot het verloop van het p.p. – kennelijk niet kan nakomen. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheid een forse contra-indicatie vormt voor verlofverlening en dat deze, ondanks het positieve advies van de
directeur van de inrichting waar klager verblijft, een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigt. Juist tijdens de deelname aan een p.p. had klager zich dienen te realiseren dat gedragingen als die waarvoor hij door de politierechter is
veroordeeld, hem zwaar zullen worden aangerekend. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in art. 4 onder b en d van de Regeling tijdelijk
verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 24 november 2009.
secretaris voorzitter