Nummer: 09/2482/GB
Betreft: [klager] datum: 23 november 2009
De beroepscommissie als bedoeld in art. 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. P.J. Silvis, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 2 september 2009 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een penitentiaire inrichting (p.i.) in de regio Rijnmond afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 19 juni 2008 gedetineerd. Hij verblijft sedert 1 december 2008 in de Gevangenis Veenhuizen. De einddatum van klagers detentie valt op 18 augustus 2010.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Aangezien de familie van klager een uitkering geniet en de verre reis niet kan bekostigen en klager ook niet wordt overgeplaatst naar een inrichting in de regio waardoor de familie hem regelmatig kan bezoeken, wordt er een inbreuk gemaakt op het
bezoekrecht zoals dat uit het in art. 8, eerste lid, EVRM gewaarborgde recht op respect voor het familie- en gezinsleven voorvloeit. Bij de overplaatsing dient dan ook het recht op ‘family life’ zwaar mee te wegen. Verwezen zij naar de beschikking van
18 augustus 2009 van het Gemeenschappelijke Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, HAR 107/2009 (LJN:BJ5898).
Klager voldoet aan de vereisten voor plaatsing in een inrichting voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen. Het gaat om het feit dat gedetineerden bij bijzondere omstandigheden in een andere inrichting geplaatst kunnen worden. Verwezen zij naar
het advies van 8 oktober 2008 van de RSJ betreffende strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen.
De kinderen en echtgenote van klager ondervinden veel problemen omdat zij hem niet regelmatig kunnen bezoeken. Klagers echtgenote is in behandeling bij het RIAGG. De kinderen zijn psychisch ook niet helemaal in orde. Verwezen zij naar de brief van de
huisarts van 18 augustus 2009. Het is voor de kinderen van belang om hun vader regelmatig, indien mogelijk zelfs iedere week, te bezoeken. De kinderen zijn momenteel afhankelijk van hun oom. Klagers familie is woonachtig in Rotterdam. Met het openbaar
vervoer kunnen ze hun vader niet bezoeken omdat de kosten hiervoor te hoog zijn en klagers partner deze kosten niet kan betalen van haar bijstandsuitkering. De selectiefunctionaris heeft het bezoek wel in zijn beschouwing betrokken, maar is
voorbijgegaan aan het feit dat dit bezoek door de kinderen zelden heeft plaatsgevonden. De kinderen hebben hun vader, gedurende zijn verblijf in Veenhuizen, maar viermaal kunnen bezoeken.
Om deze kosten te drukken heeft klagers echtgenote bijzondere bijstand aangevraagd. Zij moet echter eerst de kosten gemaakt hebben, wil zij deze kunnen declareren. Zij heeft echter niet voldoende geld om deze kaartjes te kunnen kopen. Het feit dat zij
deze kosten later kan declareren doet hier niet aan af. Bij een kortere reisafstand zullen de echtgenote en de kinderen klager regelmatiger zien en wellicht dat daarmee een groot deel van de psychische problemen van de familie opgelost zal worden.
Klager heeft inmiddels een advocaat ingeschakeld die zijn belangen zal behartigen omtrent zijn onrechtmatige verblijf in Nederland. Van belang is dat er nu dus ook een kans bestaat dat klager nadat hij in vrijheid wordt gesteld alsnog in Nederland zou
kunnen verblijven.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
De Staatssecretaris heeft op 9 maart 2009 art. 20b in de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing gedetineerden toegevoegd, in verband met het creëren van een bijzondere opvang voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen die na de
tenuitvoerlegging van de vrijheidstraf geen rechtmatig verblijf hebben in Nederland. Dit houdt in dat deze groep gedetineerden in de daarvoor aangewezen inrichtingen geplaatst wordt. Bij deze plaatsing heeft de selectiefunctionaris slechts de keuze uit
een inrichting voor langverblijvenden, (Gevangenis Veenhuizen) en een inrichting voor degenen die nog minder dan vier maanden strafrestant hebben te ondergaan (Detentiecentrum Alphen aan den Rijn). Inherent aan het creëren van deze bijzondere opvang is
dat net als bij de andere landelijke voorzieningen het beleidsmatig plaatsen in de eigen regio wordt doorkruist.
Gelet op het feit dat klager is ingesloten met de status strafrechtelijke vreemdeling die geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft en uit de stukken de noodzaak tot overplaatsing niet werd aangetoond, is klagers verzoek tot overplaatsing afgewezen.
Het is erg vervelend dat door de detentie van klager zijn vrouw en kinderen daar hinder en problemen van ondervinden. Dit is ook één van de vele negatieve aspecten die een detentie met zich meebrengt. In de verklaring van de huisarts staat dat de
kinderen hebben aangegeven vader te missen. Volgens de huisarts lijken spanningen de oorzaak en kan hij zich niet aan de indruk onttrekken dat de buikpijn van het jongste kind te maken heeft met het missen van de vader. Echt vastgesteld worden de
oorzaken van de medische klachten niet. Ook zijn de kinderen snel agressief, maar ook hier ontbreekt de concrete medische onderbouwing.
Klagers echtgenote geeft aan snel boos te worden en te schreeuwen richting de kinderen. Ook hier wordt geen relatie met de detentie van klager aangetoond. De raadsman van klager stelt dat het voor klagers echtgenote financieel niet op te brengen is om
klager iedere keer te bezoeken. Er zijn mogelijkheden om deze financiële druk middels bijzondere bijstand aan te vullen. Volgens de raadsman en de huisarts zou een kortere reisafstand een oplossing kunnen zijn en het is zeer begrijpelijk dat dit als
oplossing wordt gezien. Klager ontvangt echter zeer regelmatig bezoek en tenminste éénmaal per maand van zijn echtgenote. Zoals al eerder aangegeven is er geen keuzemogelijkheid met betrekking tot de plaatsing in deze inrichtingen voor bijzondere
opvang.
4. De beoordeling
4.1. De Gevangenis Veenhuizen is een inrichting voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau. Dit is tevens een inrichting voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen, als bedoeld in art. 20b, tweede lid
aanhef en onder b, van de Regeling, selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden.
Klager voldoet, nu hij in eerste aanleg tot vrijheidsstraf is veroordeeld, aan de vereisten voor plaatsing in een voorziening voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen. Voor de selectiefunctionaris bestaat behoudens bij aanwezigheid van
bijzondere
omstandigheden, de verplichting om klager in die voorziening te plaatsen.
4.2. De beroepscommissie overweegt dat de selectiefunctionaris heeft aangevoerd dat klager door zijn plaatsing in de Gevangenis Veenhuizen niet verstoken zal blijven van het bezoek van zijn echtgenote en kinderen. Door de raadsman wordt gesteld dat
het voor klagers echtgenote financieel niet mogelijk is om klager vaker te bezoeken. Bij de gemeente waar zij woont zijn er mogelijkheden om deze financiële druk door middel van bijzondere bijstand te verlichten. Uit het selectieadvies van de
Gevangenis
Veenhuizen van 8 augustus 2009 komt naar voren dat tijdens klagers verblijf in het HvB De IJssel te Krimpen aan den IJssel zijn kinderen éénmaal staan genoteerd op de bezoekerslijst. Het is niet bekend of ze regelmatig meekwamen op het bezoek.
Voorts heeft de huisarts aangegeven dat, hoewel hij denkt dat door een kortere reisafstand het bezoek van de kinderen aan hun vader frequenter wordt waardoor de kinderen het gevoel van een familieband behouden, hij niet van mening is dat met een
kortere
reisafstand alle problemen van klagers gezin zouden zijn opgelost.
De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en omstandigheden niet als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema,
voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 23 november 2009.
secretaris voorzitter