Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/2041/GA, 23 november 2009, beroep
Uitspraakdatum:23-11-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/2041/GA

betreft: [klager] datum: 23 november 2009

De beroepscommissie als bedoeld in art. 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H.M.S. Cremers, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 9 juli 2009 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie PI Maashegge te Overloon,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 30 oktober 2009, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, is [...], unit-directeur bij voormelde locatie, gehoord. Klager en zijn raadsvrouw mr. H.M.S. Cremers hebben geen gebruik gemaakt van de
gelegenheid om te worden gehoord ter zitting van de beroepscommissie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a. het tijdsverloop voordat een aanvang werd genomen met het TR-programma;
b. het handelen van de medewerker van het bureau TR.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in onderdeel a van het beklag en onderdeel b van het beklag ongegrond verklaard, een en ander op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt – schriftelijk – toegelicht.
Na een verblijf van bijna drie maanden in de locatie Maashegge werd er nog steeds niet gewerkt aan een traject in het kader van het programma Terugdringen Recidive (TR). Dit ondanks de daaromtrent gedane toezeggingen. Klager heeft op 26 februari 2009
een gesprek gehad met de TR-medewerker en aan klager is toen de toezegging gedaan dat hij binnen vier weken een bezoek zou krijgen van een medewerker van de reclassering. Klager heeft vervolgens regelmatig nagevraagd wanneer die reclasseringsmedewerker
zou komen maar hij heeft tot het moment van indienen van het klaagschrift niemand gesproken. Klager is van mening dat het aan het handelen van de medewerkers van het bureau TR verweten kan worden dat het meer dan zeven maanden heeft moeten duren
voordat
het TR-programma in gang wordt gezet. Klager is van mening dat de directeur zich moet houden aan de richtlijnen voor de TR-programma’s en dat binnen twee maanden een aanvang daarmee had moeten worden genomen. Door dit tijdsverloop is klagers
detentiefasering in het gedrang gekomen.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Bij gedetineerden die in aanmerking komen voor deelname aan het TR-traject geeft de medewerker van het bureau TR opdracht aan de reclassering om het traject in gang te zetten. De reclassering wil, voor zij een risicoanalyse (Risc) opstelt, eerst alle
op
de zaak betrekking hebbende stukken hebben. Het heeft in deze zaak te lang geduurd voordat de stukken van de rechtbank voorhanden waren. Gedetineerden zijn feitelijk verplicht om deel te nemen aan het TR-traject. Vanuit het bureau TR, dat onder de
verantwoordelijkheid van de directeur valt, is met regelmaat gecontroleerd of er voortgang was bij de reclassering. De TR-medewerkers moeten wel met regelmaat controleren omdat zij steeds vragen krijgen van de gedetineerden over de voortgang. Voor de
gedetineerden is het immers – in het kader van de detentiefasering – van belang dat er voortgang is. De inrichting heeft in deze zaak gedaan wat mogelijk was. Klager kwam met regelmaat bij de TR-medewerkers vragen naar de voortgang. Klager heeft
overigens uiteindelijk geweigerd mee te werken aan het hem aangeboden TR-traject. Hij wilde niet meewerken aan de in dat traject voorgestelde interventies. De inrichting heeft in het kader van het TR-traject een informatiesysteem waarin (onder meer)
staat hoe vaak er gerappelleerd is bij de reclassering. Uit navraag is de directeur gebleken dat er ook veel telefooncontacten zijn geweest met de reclassering over deze zaak. De trajectbegeleider heeft het proces steeds gevolgd. Klager kwam vanuit de
gevangenis De Boschpoort. Hij verbleef daar in verband met het door hem gepleegde delict. De Boschpoort heeft een speciale afdeling voor plegers van zedendelicten. Daar heeft hij toen geweigerd deel te nemen aan het hem aangeboden traject. Hij is
uiteindelijk toch overgeplaatst naar Maashegge.

3. De beoordeling
De directeur van de locatie Maashegge is verantwoordelijk voor de goede uitvoering van de TR-trajecten bij in zijn inrichting verblijvende gedetineerden. De omstandigheid dat (een deel van de voorbereiding en uitvoering van) het TR-traject wordt
verricht door medewerkers van de Stichting Reclassering Nederland, doet daaraan niet af. Gelet daarop is klager ontvankelijk is zijn klacht zoals omschreven in onderdeel a. De uitspraak van de beklagcommissie kan daarom in zoverre niet in stand
blijven.
Uit hetgeen door de directeur ter zitting naar voren is gebracht, wordt voldoende aannemelijk geacht dat de directeur al hetgeen van hem kan worden verlangd in het kader van de voorbereiding en uitvoering van het TR-traject, heeft gedaan. Hij heeft
immers niet volstaan met het geven van een opdracht voor het afnemen van een Risc aan de reclassering maar er is met regelmaat gerappelleerd, toen die afname uitbleef. Meer kon van de directeur in dit geval niet worden verlangd. Gelet daarop moet
onderdeel a van het beklag alsnog ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van onderdeel b van het beklag geldt dat hetgeen in beroep is aangevoerd
- voor zover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing kan leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter ten aanzien van onderdeel a van het beklag, verklaart klager in zoverre alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit onderdeel van het beklag ongegrond.
Zij verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel b van het beklag ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.I.W.M. Bartelds en mr. H. Heijs, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 23 november 2009

secretaris voorzitter

Naar boven