Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/2473/GB, 19 november 2009, beroep
Uitspraakdatum:19-11-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 09/2473/GB

Betreft: [klager] datum: 19 november 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.L. van Gaalen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 4 september 2009 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de Gevangenis Lelystad ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 3 december 2008 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring (h.v.b.) Rotterdam. Op 11 augustus 2009 is hij geplaatst in de Gevangenis Lelystad.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
De selectiebeslissing waartegen het bezwaar zich richtte, is gelet op de bestreden beslissing gebaseerd op de inrichtingsrapportage en het advies van de Advocaat-Generaal. In de selectiebeslissing is daarvan op geen enkele wijze melding gemaakt. In het
bezwaarschrift heeft klager aangegeven na ontvangst van de stukken de gronden zonodig aan te vullen. Klager heeft in het geheel geen stukken ontvangen. De selectiefunctionaris merkt een bezwaarschrift kennelijk aan als een verzoek om een uitgebreidere
motivering en miskent daarmee het doel van de bezwaarprocedure. Immers in dat kader dienen alle onderliggende stukken te worden overgelegd op basis waarvan een inhoudelijk verweer kan worden gevoerd. Hoe kan klager de beslisser van de onjuistheid van
diens beslissing overtuigen indien de redenen die tot die beslissing hebben geleid pas voor het eerst in de beslissing op bezwaar worden genoemd, terwijl de inhoud van die stukken, te weten de inrichtingsrapportage en het advies van de
Advocaat-Generaal
niet aan klager kenbaar worden gemaakt. Dat betekent dat de beslissing wegens strijd met het motiverings-en zorgvuldigheidsbeginsel niet in stand kan blijven. Klager heeft via de inrichting een kopie van het advies van de Advocaat-Generaal verkregen.
Vooropgesteld zij dat het hoger beroep reeds is ingetrokken waarbij er derhalve sprake is van een definitieve einddatum. Op grond van de omstandigheid dat klager een strafrestant van minder dan 18 maanden heeft komt hij in beginsel in aanmerking voor
plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.). Dat het OM overweegt dat de toen nog fictieve einddatum, over ruim een jaar is, kan derhalve geen argument zijn om bezwaren te hebben tegen de plaatsing in een b.b.i. Er is feitelijk één argument
om zich tegen de plaatsing in de b.b.i. te verzetten, te weten de ernst van het delict. Klager is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 33 maanden opgelegd. Het OM heeft hiertegen geen hoger beroep ingesteld. Indien het OM had geoordeeld dat de
opgelegde straf onvoldoende rekening had gehouden met de ernst van het delict, dan had het op de weg gelegen van het OM om hiertegen hoger beroep in te stellen. Nu klager zich als een goede gedetineerde heeft gedragen en nimmer een disciplinaire straf
heeft gekregen is er geen voldoende reden om hem niet in een b.b.i. te plaatsen. Ook blijkt uit het selectieadvies geen contra-indicatie met betrekking tot plaatsing in een b.b.i. Immers is er niet gebleken van incidenten in de inrichting of van enig
risico. De gestelde wachtlijst is niet zodanig lang dat van klagers voorkeur dient te worden afgeweken. De selectiefunctionaris heeft onvoldoende onderbouwd waarom de gevangenis Lelystad een kortere wachtlijst heeft dan de gevangenis Zuyderbos te
Heerhugowaard. Bovendien had het dan op de weg gelegen van de selectiefunctionaris om klager bij het nemen van de beslissing te betrekken.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De selectiefunctionaris heeft klager niet geselecteerd voor een b.b.i. vanwege het bezwaar van de Advocaat-Generaal. Klager stelt geen stukken te hebben ontvangen ten behoeve van een nadere toelichting op het bezwaar. De selectiefunctionaris stelt dat
deze stukken niet door hem worden verstrekt. De selectiefunctionaris heeft gekozen voor de Gevangenis Lelystad omdat deze inrichting ten tijde van de selectie een aanzienlijke korte wachtlijst had en tevens in de regio Amsterdam gelegen is.

4. De beoordeling
4.1. De Gevangenis Lelystad is een inrichting voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Klager, die in eerste aanleg is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap worden geplaatst.

4.3. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (Staatscourant 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) komen naast zelfmelders voor plaatsing in een b.b.i. in aanmerking gedetineerden die een beperkt
vlucht- en maatschappelijk risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres. In de toelichting op dat artikel staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde
inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat
bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator afbreuk
doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer
beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.4. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De directeur van het h.v.b. Rotterdam heeft
geadviseerd klager te plaatsen in een inrichting met een regime van algehele gemeenschap aangezien nog onduidelijk is wat het recidiverisico is daar er nog geen Risc is afgenomen. Klagers voorkeur ging uit naar plaatsing in Heerhugowaard of Amsterdam.
Nu klager in Lelystad is geplaatst is deze afstand niet dusdanig groot dat deze keuze van de selectiefunctionaris onredelijk kan worden geacht. Gelet op het vorenstaande heeft de selectiefunctionaris, mede in aanmerking genomen dat de Advocaat-Generaal
heeft laten weten bezwaar te hebben tegen het verlenen van vrijheden in verband met de ernst van het gepleegde delict, in redelijkheid kunnen oordelen dat klager, vooralsnog niet in aanmerking komt voor plaatsing in een inrichting met een beperkt
beveiligingsniveau. Overigens is de selectiefunctionaris niet verplicht in de bezwaarfase de aan zijn beslissing ten grondslag liggende stukken aan klager te doen toekomen. Klager heeft in beroep alsnog de ten grondslag liggende stukken ontvangen en
heeft de mogelijkheid gekregen hierop te reageren. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. van Alff, secretaris, op 19 november 2009

secretaris voorzitter

Naar boven