Nummer: 09/2168/GB
Betreft: [klager] datum: 18 november 2009
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.N. Slijters, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 30 juli 2009 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) Bankenbosch te Veenhuizen ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sedert 3 september 2002 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis Veenhuizen. Van daaruit is hij overgeplaatst naar de b.b.i. Bankenbosch. Sinds 4 september 2009 verblijft hij in de zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) Doetinchem.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep -zakelijk weergegeven- als volgt toegelicht.
Klager zit een gevangenisstraf van 12 jaar uit. Hij is inmiddels zeven jaar gedetineerd. De detentie is probleemloos verlopen. Hij is nooit disciplinair gestraft en heeft zich ingezet om de detentie zo goed mogelijk door te komen. Klager is onder
behandeling geweest bij de inrichtingpsycholoog, die een positieve gedragsverandering bij klager heeft waargenomen. Een spoedige selectie voor een z.b.b.i. is van belang voor klager. Enkel het Openbaar Ministerie heeft
-ongemotiveerd- negatief geadviseerd met verwijzing naar de destijds geschokte rechtsorde. De selectiefunctionaris heeft zich bij zijn beslissing tot overplaatsing naar een b.b.i. in plaats van een z.b.b.i. enkel op het negatieve advies van het
Openbaar
Ministerie gebaseerd. Ten onrechte is de persoonlijkheid van klager niet meegewogen. Er zijn geen concrete aanwijzingen dat klagers terugkeer onrust zal veroorzaken.
Klager heeft een gezin met jonge kinderen en heeft werk aangeboden gekregen in de buurt van zijn verlofadres.
Uit de reactie op het beroep blijkt pas dat een van de slachtoffers werkzaam is bij een penitentiaire inrichting (p.i.) in Noord-Holland. In welk opzicht sprake is van een slachtoffer en welke p.i. het betreft, wordt niet nader aangegeven.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager wilde geplaatst worden in de z.b.b.i. Hoorn en aansluitend deel nemen aan een penitentiair programma voor de duur van een jaar. De inrichting en de politie hebben beide een positief advies afgegeven. Het Openbaar Ministerie was zeer stellig en
vond het, gezien het gepleegde geweldsdelict, de ongewenste slachtofferconfrontatie en maatschappelijke onrust te vroeg om klager ieder weekend verlof te laten genieten. De inrichting heeft zich bij het positieve advies enkel gebaseerd op het gedrag
van
klager tijdens de detentie. Vanwege de verschillende adviezen is contact gezocht met politie en Openbaar Ministerie. De politie gaf aan dat er wel sprake was van mogelijke slachtofferconfrontatie en maatschappelijke onrust, maar dat hiervan ook nog
sprake zou zijn na de detentie. Om die reden adviseerde de politie positief. De Advocaat-Generaal gaf na telefonisch overleg aan dat er veel mensen slachtoffer zijn, familie en vrienden van het dodelijke slachtoffer, maar ook mensen die ten tijde van
het plegen van het delict door klager in het café aanwezig waren. Het delict heeft veel onrust veroorzaakt. Klager woont in de directe omgeving van waar het delict gepleegd is.
Een van de slachtoffers is werkzaam bij een p.i. in Noord-Holland. Na overleg met een directeur van een p.i. in Noord-Holland is geconcludeerd dat het niet raadzaam was klager in deze regio te plaatsen.
Inmiddels is op 3 september 2009 positief beslist op het voorstel tot plaatsing in een z.b.b.i. Er is wederom besloten klager niet in de regio Noord-Holland te plaatsen.
4. De beoordeling
4.1. Klager is bij beslissing van 3 september 2009 geselecteerd voor de z.b.b.i. Doetinchem en op 4 september 2009 is hij hier daadwerkelijk geplaatst.
Aan de orde is derhalve alleen nog het beroep voor zover gericht tegen het niet overplaatsen naar een z.b.b.i. in Noord-Holland.
4.2. Gelet op hetgeen de selectiefunctionaris heeft aangegeven met betrekking tot de maatschappelijke onrust en de mogelijke slachtofferconfrontatie, in combinatie met het gegeven dat een slachtoffer werkzaam is binnen een p.i. in Noord-Holland kan
de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema,
voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 18 november 2009.
secretaris voorzitter