Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/0853/TB, 25 november 2009, beroep
Uitspraakdatum:25-11-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/853/TB

betreft: [klager] datum: 25 november 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van, ingediend door mr. D.W.H.M. Wolters, namens

[...], verder te noemen klaagster,

gericht tegen een beslissing van 24 maart 2009 van de Staatssecretaris van Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 25 september 2009, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, zijn gehoord klaagster, bijgestaan door haar raadsman mr. D.W.H.M. Wolters, en namens de Staatssecretaris, [...], werkzaam bij de Dienst
Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Justitie. Tevens was aanwezig [...], advocaatstagiaire.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft het verzoek om overplaatsing vanuit het FPC Oldenkotte te Eibergen naar GGz Eindhoven, dan wel het FPC te Assen, afgewezen.

2. De feiten
Klaagster is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van 1 maart 2002 ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. De Staatssecretaris heeft op 3 maart 2006 beslist klaagster te plaatsen in het FPC Oldenkotte,
alwaar zij op 8 maart 2006 is opgenomen.

3. De standpunten
Door en namens klaagster is het beroep als volgt toegelicht.
Klaagsters raadsman heeft op 6 augustus 2008, 11 december 2008 en 25 februari 2009 de Staatssecretaris verzocht klaagster over te plaatsen. Ondanks diverse rappelverzoeken heeft de Staatssecretaris pas op 24 maart 2009 gereageerd en klaagsters verzoek
afgewezen.
Klaagster heeft een relatie gehad met een medepatiënt. De relatie is beëindigd en klaagster ondervond hierdoor extra spanningen. De inrichting biedt tot nu toe niet genoeg ondersteuning, waardoor klaagster haar geestestoestand niet meer onder controle
kan houden. Dit resulteert vrijwel constant in incidenten, waardoor klaagster op de separeerafdeling komt te zitten. Haar poetsdwang nam extreme vormen aan. De medicatie wegens dwangneurose werd begin 2009 verhoogd, en dat had in eerste instantie een
zeer goed effect. Helaas kreeg klaagster door deze medicatie een delirium, waarna de medicatie drastisch is verlaagd. Vanaf 12 februari 2009 verblijft klaagster op de afdeling intensieve zorg. De rek is eruit tussen haar en de inrichting en een ruiling
zou voor beide partijen een goede oplossing zijn.
Sinds vier weken gebruikt zij een hele lage dosis Anafranil. Met de behandelcoördinator is gesproken over een eventuele rechterlijke machtiging. Klaagsters situatie is nu anders dan een paar maanden geleden.
Volgens klaagster krijgt zij in Oldenkotte niet de juiste behandeling voor haar obsessief compulsieve stoornis. Ook krijgt zij te weinig begeleiding bij haar borderline persoonlijkheidsstoornis. In de Van der Hoevenkliniek ging het slecht met klaagster
en zij heeft daar geen goede behandeling gekregen. Klaagster heeft totaal geen vertrouwen meer in Oldenkotte en ook de inrichting acht overplaatsing aangewezen. Klaagster wil alleen naar een kliniek waar zij geholpen kan worden. Klaagster is zich ervan
bewust dat een overplaatsing naar een andere kliniek, gezien haar problematiek, een enorme aanslag is op haar gemoedstoestand.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
De brief van 24 maart 2009 is geen besluit, gericht op een rechtsgevolg, maar heeft zuiver een informatief karakter. Klaagster dient derhalve niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar beroep.
Indien anders wordt geoordeeld, moet het beroep ongegrond worden verklaard.

Klaagster heeft sinds medio 2007 aangegeven overgeplaatst te willen worden. Aanvankelijk wilde de inrichting daaraan niet mee werken, maar uiteindelijk wel. Er is geprobeerd haar te ruilen. GGz Eindhoven had echter geen geschikte ruilkandidaat en
bovendien had Oldenkotte een opnamestop. De opnamestop is thans voorbij en Oldenkotte verzet zich niet langer tegen overplaatsing naar een andere kliniek.
Uit het dossier blijkt dat klaagster een ernstige borderline persoonlijkheidsstoornis en een obsessief compulsieve stoornis heeft. Voorts is sprake van grote achterdocht, waardoor zij niet kan profiteren van de haar aangeboden behandelingen. Er is,
ondanks jarenlange pogingen, geen (structureel) positief behandelresultaat. Gezien de complexe problematiek van klaagster zou overplaatsing naar een andere kliniek hierin geen verandering brengen.
Inmiddels voert de inrichting een tweesporen beleid ten aanzien van klaagster.
De inrichting heeft een voorkeur voor voortzetting van klaagsters verblijf om haar te leren samenwerken met anderen. De behandelimpasse lijkt doorbroken te worden. Klaagster ondervindt in een andere kliniek dezelfde problemen.
Toch wordt ook getracht haar over te plaatsen naar een andere kliniek. Gezien de beperkte capaciteit is het moeilijk om vrouwelijke tbs-gestelden te plaatsen.
Er is nu een separeerkamer als kamer voor haar ingericht en zij kan vrijelijk door de inrichting lopen. Het gaat nu goed.

4. De beoordeling
Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie is de afwijzing van de Staatssecretaris van een verzoek van een verpleegde tot overplaatsing naar een andere inrichting of de weigering op een dergelijk verzoek te beslissen, vatbaar voor beroep.

Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in haar overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Uitgangspunt van het op grond van het IBO II-rapport door de Staatssecretaris geformuleerde beleid is dat alle tbs-inrichtingen geoutilleerd zijn voor iedere ter beschikking gestelde, met uitzondering van een aantal speciale categorieën, te weten
vrouwen, zwakbegaafden en extreem beheers- en vluchtgevaarlijke ter beschikking gestelden. Daarnaast wordt onderscheiden naar de primaire psychopathologie: psychotische stoornis of persoonlijkheidsstoornis.

Klaagster heeft een ernstige borderline persoonlijkheidsstoornis en een obsessief compulsieve stoornis. Mede door klaagsters opstelling heeft zij niet ten volle kunnen profiteren van de haar aangeboden behandelingen in de Van der Hoevenkliniek en
Oldenkotte. De beroepscommissie is van oordeel dat, gezien de complexe problematiek van klaagster, overplaatsing naar een andere kliniek in beginsel niet meer kansen biedt op een positief behandelresultaat. Voorts zal overplaatsing, gezien haar
psychische kwetsbaarheid en beperkte copingvaardigheden, een grote belasting voor haar betekenen.
Uit de stukken blijkt dat in Oldenkotte de expertise aanwezig is voor een gerichte behandeling van klaagster. Uit het ter zitting besprokene is naar voren gekomen dat het inmiddels iets beter gaat met klaagster. De behandelimpasse lijkt mogelijk
doorbroken te worden.

Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen kan de weigering om klaagster over te plaatsen, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, dr. F.A.M. Kortmann en mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 25 november 2009.

secretaris voorzitter

Naar boven