Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/1565/TB, 12 november 2009, beroep
Uitspraakdatum:12-11-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/1565/TB

betreft: [klager] datum: 12 november 2009

De beroepscommissie als bedoeld in art. 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 4 juni 2009 van de Staatssecretaris van Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 25 september 2009, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. E. van der Meer, en namens de Staatssecretaris [...], werkzaam bij de Dienst Justitiële
Inrichtingen van het ministerie van Justitie, en als getuige-deskundige [...], GZ-psycholoog en behandelcoördinator bij het FPC GGz Drenthe te Assen. Als toehoorder was aanwezig [...].

De getuige-deskundige en [...] hebben verzocht om buiten aanwezigheid van klager te worden gehoord. De getuige-deskundige geeft aan dat klager zich zal opwinden over het standpunt van de Staatssecretaris en dat zal een acute verslechtering van zijn
psychische toestand tot gevolg hebben. Voorts is het ook uit het oogpunt van veiligheid van belang. De getuige-deskundige is eerder door klager met de dood bedreigd.
Klagers raadsman is van mening dat klager altijd aanwezig moet zijn. Nu het echter een verslechtering van zijn gezondheid zou kunnen betekenen, heeft de raadsman geen bezwaar tegen het separaat horen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist klager te plaatsen in een longstayvoorziening van het FPC Van der Hoevenkliniek te Utrecht. (hierna: Van der Hoevenkliniek).

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijke uitspraak van 24 april 2002 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden met aftrek en ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Op 1 december 2003 is klager
geplaatst in de Pompekliniek te Nijmegen en op 1 december 2006 is klager geplaatst in de FPK GGz Drenthe te Assen. Deze inrichting heeft klager op 11 februari 2008 aangemeld voor plaatsing op een longstayafdeling. Bij advies van 31 oktober 2008 van de
Landelijke Adviescommissie Plaatsing (LAP) is aangegeven dat de behandelaar ten aanzien van klager in alle redelijkheid tot de longstayindicatie heeft kunnen komen.
Vervolgens is klager op 3 juni 2009 gehoord over de voorgenomen plaatsing in een longstayvoorziening van de Van der Hoevenkliniek. De Staatssecretaris heeft op 4 juni 2009 beslist klager in die voorziening te plaatsen en klager is op 30 juni 2009
aldaar
geplaatst.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Volgens klager is hij niet behandeld in de GGz te Assen. Ondanks dat hij er wel om had gevraagd heeft hij geen gesprekken gehad met een psychiater. Klager heeft geen wanen. In de Pompekliniek had klager het naar zijn zin. In de kliniek te Assen had hij
geen werk en hij zat de hele dag op zijn kamer.
Volgens klager is hem ten onrechte tbs opgelegd. Klager wil alleen praten over zijn strafzaak. Klagers oude werkgever heeft gezegd dat hij klager en zijn hele familie kapot zal maken. Klager gebruikt al een paar jaar clozapine, maar hij ziet er zelf
het
nut niet van in. Er worden ook nooit testen over deze medicatie gedaan. Zodra klager vrij komt zal hij bij een ander bedrijf gaan werken en naar zijn eigen psychiater gaan. Klager wil de naam van deze psychiater niet noemen.
Klagers raadsman verwijst voor de behandeling in meerdere klinieken en het behandelverloop naar de stukken in het dossier.
De longstay is bedoeld voor tbs-gestelden, die een zwaar delict hebben gepleegd. In het beleidskader longstay wordt bij de instroomcriteria aangegeven dat er een risico moet zijn dat de tbs-gestelde een ernstig delict pleegt. Bij de ernstige delicten
worden de delicten, waarvoor klager is veroordeeld, belaging en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, echter niet genoemd. Wel is het zo dat de gevolgen van belaging ernstig kunnen zijn.
Niet valt te ontkennen dat klager behandeling nodig heeft. Wellicht dat een ander soort behandeling wel aanslaat. Resocialisatie is slechts éénmaal geprobeerd en kan nog een keer worden geprobeerd. Ook de plaatsing in een andere GGz-instelling is
onvoldoende onderzocht. Gezien het beveiligingsniveau is het de vraag of longstay wel nodig is.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
De getuige-deskundige geeft aan dat er bij klager sprake is van een langdurig delictgevaar. Wegens de delicten moest de familie van klagers oude werkgever, een internationale transportonderneming, onderduiken. Het bedrijfspand van de onderneming is nu
streng beveiligd. Van een behandeling wordt geen verbetering meer verwacht. Gesprekken hierover leveren eerder een verslechtering van klagers toestand op. Aangezien het niet mogelijk is om klager met verlof te laten gaan is het moeilijk om hem in een
GGz-instelling te plaatsen.
Twee jaar lang is gezocht naar een deskundige, die misschien toch nog iets met klager zou kunnen bereiken. Ook klagers eigen psychiater is nooit gevonden.
Door de medicatie is klager beter hanteerbaar geworden, maar de wanen zijn niet afgenomen. Aan klager is gezegd dat zodra hij stopt met de antipsychotica de inrichting een dwangbehandeling zal starten.
Namens de Staatsecretaris wordt verwezen naar het verlengingsadvies van de inrichting van 12 februari 2008. Klager heeft aangegeven dat hij, zodra hij vrijkomt, geen medicatie meer zal gebruiken.

4. De beoordeling
Bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van art. 11, tweede lid, van de Bvt in haar overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de tbs-gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de tbs-gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Volgens het door de Staatssecretaris gevolgde longstaybeleid komt een ter beschikking gestelde, met inachtneming van de voornoemde eisen van art. 11, tweede lid, van de Bvt, in aanmerking voor plaatsing in een longstayvoorziening, indien hij conform
‘state of the art’ alle behandelmogelijkheden heeft ondergaan, bij voorkeur in twee behandelsettingen, het behandeltraject niet heeft geresulteerd in een substantiële vermindering van het delictgevaar en de op verandering gerichte behandelingsprognose
ongunstig is. Voorts dient er geen mogelijkheid te zijn tot plaatsing in de GGz vanwege het vereiste hoge beveiligingsniveau.

De uitgebrachte rapportages en adviezen omtrent klagers diagnose, behandelbaarheid en delictgevaarlijkheid waaronder de aanmelding voor de longstayplaatsing van 11 februari 2008, het advies van de LAP van 31 oktober 2008, zijn naar het oordeel van de
beroepscommissie alle voldoende zorgvuldig tot stand gekomen en kunnen betrokken worden bij de vraag naar de noodzaak om klager te doen verblijven in een longstayvoorziening. Voorts is op 20 resp. 22 februari 2008 de zesjaarsverlengingsrapportage van
[...], psychiater, en [...], psycholoog, uitgebracht.

Door klagers raadsman is aangevoerd dat het eerste instroomcriterium voor longstayplaatsing, genoemd in het Beleidskader Longstay, stelt dat het risico bestaat dat de tbs-gestelde een ernstig delict pleegt. De delicten, waarvoor klager is veroordeeld,
belaging en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, worden echter niet gerekend tot de ernstige delicten.

In het Beleidskader Longstay Forensische Zorg van 19 januari 2009 wordt als eerste instroomcriterium genoemd:
‘Er bestaat risico dat de tbs-gestelde een ernstig delict pleegt. Dit risico voor fysieke schade van anderen is zodanig groot dat de maatschappij daartegen moet worden beschermd. Het risico blijkt uit een recente risicotaxatie (niet ouder dan een
jaar).
Het hoeft overigens niet per se zo te zijn dat betrokkene reeds een dergelijk ernstig delict heeft gepleegd’.

In bijlage V (afkortingen en definities) worden de ernstige delicten als volgt gedefinieerd: diefstal met geweld, diefstal met geweld in vereniging, doodslag, moord, mishandeling zwaar letsel, zware mishandeling, openlijke geweldpleging, openlijke
geweldpleging met letsel of vernieling, openlijke geweldpleging met zwaar letsel, openlijke geweldpleging met dood tot gevolg, verkrachting, gemeenschap met < 12 jaar, gemeenschap met < 16 jaar, aanranding, ontucht met kinderen, brandstichting’.

In het verlengingsadvies van de GGz Drenthe van 12 februari 2008 wordt vermeld dat de risicotaxatie (HCR-20) aangeeft dat er bij klager sprake is van een hoog risico op terugval in gewelddadig gedrag. In de zesjaarsverlengingsrapportage van F.P.J.
Soeren wordt aangegeven dat er risico is op recidief van gewelddadig gedrag. In het beleidskader wordt gesteld dat het niet zo hoeft te zijn dat de tbs-gestelde reeds een dergelijk delict heeft gepleegd. De beroepscommissie is gezien het voorgaande
van
oordeel dat klager aan het genoemde criterium voldoet.

Uit het dossier blijkt dat bij klager al jaren sprake is van een therapieresistente benadelingswaan. Jarenlange behandeling heeft bij klager geen verandering teweeg gebracht. Klager ontkent de delicten. Van meer of langdurende behandeling wordt geen
verbetering verwacht, temeer omdat klager geen enkel ziektebesef en/of ziekte-inzicht kent. Een inhoudelijke gedachtewisseling over ziekte en delict is daarom niet mogelijk gebleken.

De Staatssecretaris heeft er in redelijkheid van uit mogen gaan dat voortzetting van klagers verblijf op een behandelafdeling in de FPK GGz Drenthe te Assen niet langer aan het doel daarvan beantwoordde, dat klager aan alle criteria voor plaatsing op
een longstayafdeling voldoet en dat derhalve een longstayvoorziening vooralsnog als de meest aangewezen plaats voor tenuitvoerlegging van de tbs moet worden aangemerkt.
Hierbij is met name in aanmerking genomen dat klager vanwege zijn psychotische stoornis niet behandelbaar is gebleken en als voortdurend delictgevaarlijk wordt aangemerkt.
Voor de aannemelijkheid van klagers stelling dat hem onvoldoende behandeling is aangeboden, wordt geen grond gevonden in de stukken die door de Staatssecretaris in het kader van de onderhavige procedure zijn ingebracht en in hetgeen ter zitting naar
voren is gebracht.

Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen kan de beslissing klager in een longstayvoorziening van de Van der Hoevenkliniek te plaatsen, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het
beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr.drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, dr. F.A.M. Kortmann en mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 12 november 2009

secretaris voorzitter

Naar boven