nummer: 09/2855/GV
betreft: [klager] datum: 11 november 2009
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. F.A.J. van Rijthoven, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 8 oktober 2009 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. F.A.J. van Rijthoven om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.
2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager heeft het verzoek mondeling ingediend. De verloskundige verwijst naar dit verzoek en bevestigt het schriftelijk. Uit het gegeven dat de verlofaanvraag in behandeling is genomen, blijkt ook dat de
verlofaanvraag is gedaan. Zou een geschreven verlofaanvraag noodzakelijk zijn geweest dan had klager natuurlijk deze alsnog kunnen verstrekken. Dit vormt geen doorslaggevende grond om het verzoek af te wijzen.
Het verzoek is tevens afgewezen, omdat niet duidelijk is dat klagers partner niet met de baby op bezoek kan komen. Dit is evenmin een doorslaggevende reden om het verlof af te wijzen. Klager is meegedeeld dat gewoonlijk voor een bevalling acht uur
begeleid verlof wordt toegekend. In verband met deze informatie heeft klager een verlofaanvraag ingediend en is bij hem de verwachting gewekt dat dit onder normale omstandigheden gehonoreerd zou worden. Een begeleid bezoek van acht uur aan zijn vrouw
thuis is niet vergelijkbaar met een mogelijk kortstondig bezoek van zijn vrouw en kind aan de penitentiaire inrichting (p.i.).
Klager heeft geen positieve urinecontrole gehad in de p.i. en geen rapport. Zijn gedrag vormt geen grond voor afwijzing van het verzoek. Klager noch zijn raadsman beschikt over een volledig dossier, verzocht wordt om die gegevens toe te zenden en een
termijn te gunnen om het beroepsschrift zo nodig en gewenst van nadere gronden te voorzien.
Verzocht wordt om klager alsnog een begeleid incidenteel verlof toe staan van acht uur.
Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft geen eigen geschreven dan wel ondertekend verzoek ingediend conform artikel 2 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting. Op het moment dat het verzoek is verzonden aan de selectiefunctionaris was klagers straf nog niet
onherroepelijk en is er advies aan de officier van justitie gevraagd. Het advies van de officier van justitie is negatief, omdat klager zeer onlangs, op 21 september 2009, is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 55 maanden. De officier van justitie
acht confrontatie met slachtoffers van de straatroven ongewenst en heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het verzoek. Ook het tijdelijk verlaten onder begeleiding van DV&O wordt ongewenst geacht. Ook de directeur van de inrichting heeft vanwege
dit
advies negatief geadviseerd terzake van verlofverlening.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Den Bosch heeft aangegeven niet akkoord te gaan met verlofverlening, ook niet als dat plaatsvindt onder begeleiding van DV&O. Klager is recent veroordeeld tot een gevangenisstraf van 55 maanden,
confrontatie met de slachtoffers wordt ongewenst geacht.
De directeur van de p.i. Vught heeft aangegeven dat klager liever lui is dan moe, zich voordoet als een groot man met veel vrienden en connecties en denkt alles beter te weten. De laatste drie urinecontroles in juni 2009 waren boven de 50. Klager is op
9 juni 2009 rapport aangezegd in verband met een positieve urinecontrole. Gelet op het negatieve advies van de officier van justitie is eveneens negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt voorop dat aan klager en zijn raadsman in het kader van de beroepsprocedure alle stukken zijn toegezonden.
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 55 maanden met aftrek, wegens (gekwalificeerde) vermogensdelicten. Aansluitend dient hij veertien dagen hechtenis en zes maanden gevangenisstraf te ondergaan. De einddatum detentie is thans bepaald op 5 oktober
2012.
Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers verzoek om incidenteel verlof.
Door de Staatssecretaris is gesteld dat uit artikel 2 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting zou volgen dat het verzoek om verlof schriftelijk dient te worden ingediend en door klager zelf geschreven dient te zijn. De beroepscommissie
overweegt dat uit de redactie van artikel 2 van de Regeling en de Nota van toelichting op dit artikel zulks niet volgt.
Artikel 21, eerste lid, van de Regeling bepaalt dat incidenteel verlof kan worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is.
De beroepscommissie overweegt dat door klager niet is gesteld, noch uit de stukken is gebleken, dat het bezoek aan zijn partner en kind noodzakelijk is. Door klager is niet ontkend dat zijn partner en kind hem in de inrichting kunnen bezoeken. In dit
licht gezien is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing om klagers verzoek af te wijzen niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 11 november 2009
secretaris voorzitter