Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/2125/GB, 9 november 2009, beroep
Uitspraakdatum:09-11-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 09/2125/GB

Betreft: [klager] datum: 9 november 2009

De beroepscommissie als bedoeld in art. 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.J.W. Verhaagh, namens

[...], verder te noemen klaagster,

gericht tegen een op 30 juli 2009 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klaagster is, bijgestaan door haar raadsvrouw, op 16 oktober 2009 door een lid van de Raad gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klaagster gericht tegen de beslissing haar terug te plaatsen in de normaal beveiligde inrichting Nieuwersluis ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klaagster is sedert 17 september 2008 gedetineerd. Zij verbleef in de zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) voor vrouwen te Utrecht. Op 21 juli 2009 is zij teruggeplaatst in de normaal beveiligde inrichting Nieuwersluis.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klaagster is het beroep als volgt toegelicht.
Klaagsters ex-vriend zou niet naar het familiefeest toegaan. Hij was er wel en bleef klaagster lastig vallen. Toen het teveel werd, wilde klaagster haar ex-vriend een klap geven. Per ongeluk heeft ze zijn vriendin geraakt. Zij heeft een excuusbrief
geschreven. Daarop is geen reactie ontvangen. Klaagster merkt op dat zij – achteraf gezien – het feest had moeten verlaten. Er is sprake van een opeenstapeling van feiten. De ex-vriend woonde in de huurwoning van klaagster, maar hij betaalde geen huur.
Klaagster is haar huurwoning daardoor kwijtgeraakt. De ex-vriend valt klaagster nog steeds lastig. Klaagster heeft nimmer een rapport gehad in de inrichting. In de periode dat de voorlopige hechtenis was geschorst – een periode van anderhalf jaar –
heeft klaagster zich correct gedragen en heeft ze gewerkt in een kledingwinkel.
Klaagster heeft nooit eerder een geweldsdelict gepleegd. Klaagster is in 1996 veroordeeld voor winkeldiefstal, ze heeft in 2005 een verkeersboete gehad en ze zit nu gedetineerd vanwege overtreding van de Opiumwet. Voor eenvoudige mishandeling wordt
volgens de richtlijnen geen gevangenisstraf opgelegd maar een geldboete van € 225,=. De v.i.-datum blijft dus 14 december 2009 en zal niet verschuiven. Klaagster voldoet aan de voorwaarden genoemd in art. 2 van de Regeling selectie, plaatsing en
overplaatsing gedetineerden. Er is geen contra-indicatie voor plaatsing in een z.b.b.i. De enkele verdenking van een strafbaar feit in de relationele sfeer is te weinig voor een terugplaatsing naar een gesloten inrichting. De raadsvrouw merkt op dat de
terugplaatsing disproportioneel, onredelijk en onbillijk is.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Tijdens een weekendverlof heeft klaagster zich dusdanig gedragen dat een proces-verbaal is opgemaakt. Deze zaak zal op 3 november 2009 dienen voor de politierechter. Gelet op het incident is klaagster niet langer geschikt voor een verblijf in een
z.b.b.i. Naast het feit dat haar v.i.-datum niet (meer) vaststaat, heeft klaagster aangetoond dat zij niet kan omgaan met vrijheden vanuit de detentie. Het feit dat klaagster aan het slachtoffer een excuusbrief heeft geschreven, doet niets af aan het
incident op zich.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van art. 2 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden, komen voor plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico
vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan, geen veroordelingen tot betaling van een geldboete of geldbedrag van meer dan € 226,= hebben openstaan, een
strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de toelichting op dit art. (Staatscourant 2000,176) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een belangrijke rol speelt.
Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de preventieve hechtenis,
incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen.

4.3. Vast is komen te staan dat tegen klaagster de verdenking is ontstaan dat zij tijdens een weekendverlof een nieuw strafbaar feit heeft gepleegd waarvoor zij strafrechtelijk vervolgd wordt. De selectiefunctionaris heeft de gedraging waarvoor
klaagster wordt vervolgd in redelijkheid kunnen aanmerken als een contra-indicatie in bovenbedoelde zin. Derhalve is de beslissing klaagster terug te plaatsen in een normaal beveiligde inrichting niet als onredelijk of onbillijk aan te merken. Het
beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

09/2125/GB

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema,
voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 9 november 2009.

secretaris voorzitter

Naar boven