Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/1820/TA, 30 oktober 2009, beroep
Uitspraakdatum:30-10-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Bezoek  v

Uitspraak

nummer: 09/1820/TA

betreft: [klager] datum: 30 oktober 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. W.H.F.L. Rademakers, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 15 mei 2009 van de beklagcommissie bij het forensisch psychiatrisch centrum De Rooyse Wissel te Grave, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 13 oktober 2009, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam zijn klager en zijn raadsman gehoord.

De vertegenwoordiger van het hoofd van de inrichting heeft schriftelijk meegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het toezicht op klagers brieven, de weigering verzending/uitreiking post, de weigering van bezoek en de weigering telefoongesprekken te voeren aan/van/met klagers stiefbroer ingaande op 19 maart 2009.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klagers verklaring voor hoe hij aan de speed is gekomen is onaannemelijk bevonden. Klager heeft onmiddellijk erkend dat hij speed had gebruikt. Zijn verklaring dat hij de speed van een gedetineerde in de kerk te Grave heeft gekregen, is niet
onaannemelijk. Als klager namen zou noemen van betrokkenen heeft hij echter geen leven meer. De sociotherapeuten zitten in de kerk op de achterste banken en hebben niets kunnen waarnemen.
De verdenking dat klagers stiefbroer betrokken is bij de invoer van speed in de inrichting is nergens op gefundeerd en algemeen van aard. Als er al verdenking is, kan die niet van belang zijn bij de opgelegde postbeperkingen.
Klagers stiefbroer wordt door de inrichting valselijk beschuldigd en het is niet vreemd dat hij niet ingaat op uitnodigingen van de inrichting voor een gesprek.
Klager is zelf verantwoordelijk voor zijn tbs en drugsgebruik. Hij heeft trouwens nooit een positieve urinecontrole gehad.
Zijn stiefbroer is door de familie het vuur aan de schenen gelegd ten aanzien van drugsgebruik van klager tijdens een verlof. Verder is zijn stiefbroer net zijn vriendin kwijt en onder behandeling van een psycholoog. Klager wil ook niet dat zijn
stiefbroer in gesprek gaat met de inrichting.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Op 18 maart 2009 is op de afdeling het gerucht vernomen dat klager speed zou hebben gebruikt. Hij zou ook speed aan medepatiënten hebben aangeboden. In eerste instantie heeft klager in een gesprek met het hoofd behandeling met klem ontkend verdovende
middelen te hebben gebruikt. In een gesprek later op de dag heeft klager het gebruik van speed erkend. Dat klager zoals hij heeft verklaard de speed in de kerk zou hebben verkregen, wordt niet aannemelijk geacht. Onderzoek is ingesteld naar de
betrokkenheid van klagers netwerk. Pogingen zijn ondernomen telefonisch en schriftelijk contact te krijgen met klagers stiefbroer. Tot op heden heeft klagers stiefbroer niet gereageerd, zodat de inperkende maatregelen ten aanzien van hem voortduren.

3. De beoordeling
De beroepscommissie overweegt dat uit klagers mededeling ter zitting volgt dat er eerder verdenking was dat klagers stiefbroer gedurende een verlof betrokken zou zijn geweest bij verstrekking van drugs aan klager. Daarbij komt dat het beroep enkel
betrekking heeft op beperkingen die klager zijn opgelegd ten aanzien van het contact met zijn stiefbroer en dat de stiefbroer volhardt in zijn weigering om in gesprek te gaan met inrichting. Klager heeft aangegeven dat hij ook niet wil dat zijn
stiefbroer het gesprek aangaat met de inrichting.
In dit licht gezien, is de beroepscommissie van oordeel dat de beklagcommissie op goede gronden en met juistheid op het beklag heeft beslist. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard met aanvulling van de gronden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, de heer J.L. Brand en mr. drs. T.A.M. Louwe, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 30 oktober 2009.

secretaris voorzitter

Naar boven