Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/1711/TA, 30 oktober 2009, beroep
Uitspraakdatum:30-10-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/1711/TA

betreft: [klager] datum: 30 oktober 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. N.A. Heidanus, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 15 mei 2009 van de beklagcommissie bij het forensisch psychiatrisch centrum De Rooyse Wissel te Maastricht, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 13 oktober 2009, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam is klager gehoord.

Klagers raadsman mr. N.A. Heidanus en de vertegenwoordiger van de inrichting hebben schriftelijk meegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. het niet langer toestaan aan klager om onbegeleid bezoek van zijn ouders in zijn verblijfsruimte te ontvangen en
b. de weigering om onjuistheden in klagers dossier te corrigeren.

De beklagcommissie heeft het beklag vermeld onder a. ongegrond verklaard en klager ten aanzien van het beklag vermeld onder b. niet-ontvankelijk in het beklag verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Met betrekking tot a.:
Klager ontving eerst semi-begeleid bezoek van zijn ouders op zijn kamer. Besloten is om het bezoek begeleid te laten plaatsvinden in de sprekerskamer om het beter in de gaten te kunnen houden en om spanningen te beperken. De begeleiding van het bezoek
riep echter veel discussie op tussen klagers ouders en het personeel en leidde juist tot spanningen. Tijdens het bezoek op klagers kamer waren die spanningen er niet.
De begeleiding van klagers bezoek heeft ongeveer vier maanden geduurd, te weten vanaf 18 februari 2009 tot en met 10 juni 2009. Het bezoek vindt nu onbegeleid plaats. Alleen het laatste kwartier van het bezoek geschiedt onder begeleiding. Dit om het
bezoek te evalueren.
De beslissing was niet noodzakelijk, er was geen ernstig gevaar voor de gezondheid, was disproportioneel en werkte averechts. Klager voelde zich in de gespreksruimte minder ontspannen dan op zijn kamer. Met klager is over spanningen gesproken, maar
niet
over een gevaar voor de gezondheid. Hij heeft geen uitleg gehad.
Verzocht wordt om het beklag alsnog gegrond te verklaren en aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.
Met betrekking tot b.:
Onjuistheden in klagers evaluatieverslag zijn niet gecorrigeerd. Gevraagd is om het evaluatieverslag aan te passen. Hiervoor zou zorg worden gedragen maar de wijzigingen zijn nooit aangebracht. Klager weet dat er geen verplichting is om het
evaluatieverslag aan te passen. Er is veel misgegaan in de communicatie. Klager heeft ook geen terugkoppeling gekregen.
Op grond van artikel 18 Bvt heeft hij het recht om schriftelijk commentaar te geven als hij van mening is dat het evaluatieverslag feitelijk onjuist of onvolledig is. De beslissing om klager hiertoe niet in de gelegenheid te stellen, kan toegerekend
worden aan het hoofd van de inrichting. De beklagcommissie heeft klager dan ook ten onrechte niet-ontvankelijk in het beklag verklaard.
Op grond van artikel 18, derde lid, Bvt heeft klager het recht op het aanhechten van zijn commentaar aan het evaluatieverslag. Klager heeft geen gecorrigeerd evaluatieverslag gezien of gekregen.
Hij heeft een paar keer naar de huisregels gevraagd, maar heeft die niet verkregen. Verzocht wordt om klagers beklag alsnog gegrond te verklaren.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Met betrekking tot a.:
In de maanden voorafgaand aan de beslissing was klager in toenemende mate onrustig. Dit uitte zich in oplopende spanning en dwanghandelingen met name rondom de bezoeken van zijn ouders. Met het oog op het belang van de handhaving van de orde en de
veiligheid in de inrichting en ter afwending van ernstig gevaar voor de gezondheid van klager is beslist om het bezoek van zijn ouders onder begeleiding van sociotherapie in de spreekkamer te laten plaatsvinden. Dit is met klager en zijn ouders
besproken.
Het bezoek van klagers ouders wordt nog steeds het eerste en laatste kwartier begeleid. Gisteren is afgesproken dat voortaan alleen het laatste kwartier begeleid zal worden. In welke ruimte het bezoek zal plaatsvinden, zal in onderling overleg worden
besloten.
De bezoekvoorwaarden zijn ingesteld vanwege de aanhoudende belemmeringen van klagers behandeling door zijn ouders. Zij verzenden met grote regelmaat stukken, waaronder beklag en beroep, in naam van klager onder valselijke gebruikmaking van zijn
handtekening. Dit terwijl klager hier niet van gediend is en dit ook meermalen richting zijn ouders heeft aangegeven. Zij kunnen of willen hiermee niet stoppen en veroorzaken daarmee onrust bij klager.
Met betrekking tot b.:
De inrichting was niet op de hoogte van klagers wens tot aanpassing van zijn gegevens. Klager is in de mogelijkheid gesteld op- en aanmerkingen op schrift te zetten. Waar nodig zal aanpassing plaatsvinden. Klager heeft nog steeds geen wijzigings- c.q.
aanvullingsvoorstellen ingediend.

3. De beoordeling
Ten aanzien van onderdeel a. overweegt de beroepscommissie dat het hoofd van de inrichting heeft bepaald dat op het bezoek van klagers ouders toezicht ex artikel 37, vierde lid, Bvt wordt uitgeoefend.

Uit artikel 37, vierde lid, Bvt volgt dat tijdens het bezoek toezicht kan worden uitgeoefend indien dit noodzakelijk is met het oog op een belang als bedoeld in artikel 35, derde lid, Bvt.

De in laatstgenoemd artikel bedoelde belangen betreffen onder meer de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting en de afwending van ernstig gevaar voor de gezondheid van klager.

Uit artikel 37, vierde lid, Bvt volgt dat tevoren mondeling mededeling wordt gedaan van de aard en de reden van het toezicht. Uit de reactie namens het hoofd van de inrichting volgt dat de aard en de reden van het toezicht aan klager zijn meegedeeld.
Door klager is gesteld dat hij geen uitleg heeft gekregen. De beroepscommissie acht dit laatste niet aannemelijk geworden.

Uit de reactie van het hoofd van de inrichting is gebleken dat klager toentertijd toenemend onrustig was en dat onbegeleid bezoek van klagers ouders op zijn kamer voor oplopende spanningen zorgde en tot dwanghandelingen bij klager leidde.
De beroepscommissie is van oordeel dat, gelet op het bovenstaande, de beslissing om het bezoek van klagers ouders op de sprekerskamer en onder toezicht te laten plaatsvinden in verband met de handhaving van de orde en/of de veiligheid in de inrichting
en ter afwending van ernstig gevaar voor de gezondheid van klager niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt.

Nu het verloop van het bezoek telkens is geëvalueerd en het toezicht, zodra dit mogelijk was, is teruggebracht in duur -momenteel vindt alleen nog het laatste kwartier van het bezoek onder toezicht plaats- is de beroepscommissie van oordeel dat de
beslissing ook niet als disproportioneel kan worden aangemerkt.

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard met aanvulling van de gronden.

Ten aanzien van onderdeel b. overweegt de beroepscommissie dat klager in beklag heeft aangevoerd dat de inrichting weigert om onjuistheden in klagers dossier te veranderen en dat zij van oordeel is dat de beklagcommissie terecht niet-ontvankelijk heeft
verklaard in het beklag. In zoverre zal zij het beroep ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen.

In de schriftelijke toelichting op het beroep is door klagers raadsman voor het eerst een beroep gedaan op het bepaalde in artikel 18, derde lid, Bvt en aangevoerd dat klager niet in de gelegenheid is gesteld om verbeteringen c.q. aanvullingen op het
evaluatieverslag op papier te zetten, opdat deze aan het evaluatieverslag worden toegevoegd. De beroepscommissie is van oordeel dat met een dergelijke uitbreiding/wijziging van het beklag de gronden van het oorspronkelijke beklag worden verlaten en
dat
klager in zoverre niet-ontvankelijk is in het beroep.

Ten overvloede overweegt de beroepscommissie dat indien zij klager wel in dit onderdeel van het beroep had kunnen ontvangen dit niet tot materiële gegrondverklaring had kunnen leiden, nu door het hoofd van de inrichting is gesteld dat klager nog steeds
geen wijzigingen/aanvullingen op het evaluatieverslag heeft ingediend.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart. het beroep ten aanzien van onderdeel a. en b., voorzover dit het oorspronkelijke beklag betreft, ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie, met aanvulling van de gronden.

Ten aanzien van de uitbreiding/wijziging van onderdeel b. in beroep verklaart. de beroepscommissie klager niet-ontvankelijk in het beroep.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, de heer J.L. Brand en mr. drs. T.A.M. Louwe, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 30 oktober 2009

secretaris voorzitter

Naar boven