nummer: 09/2976/GV
betreft: [klager] datum: 30 oktober 2009
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.B. Boone, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 27 oktober 2009 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsman, om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.
2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager zit in voorlopige hechtenis. Er is nog geen datum bekend waarop het gerechtshof de strafzaak tegen klager zal behandelen. De zuster van klager zal op 30 oktober 2009 in het huwelijk treden. Hiervoor wordt inhoudelijk verwezen naar diverse
stukken. Klager en diens familie hechten er – mede gezien de culturele achtergrond – veel waarde aan dat klager daarbij aanwezig is. De afwezigheid van klager wordt als een ramp beschouwd. Er bestaat ruimte tot verlening van het verzochte verlof.
Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De afwijzing op het verzoek is gebaseerd op grond van artikel 21 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting. De onderhavige situatie is niet een geval als bedoeld in voornoemd artikel. Het is begrijpelijk dat klagers aanwezigheid wordt
gewenst, maar er is geen sprake van een noodzaak daartoe. Mede gezien de gegeven adviezen, is het verzoek afgewezen.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Alphen aan den Rijn heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag vanwege het feit dat het verzoek niet staat beschreven in de Pbw en klagers aanwezigheid niet noodzakelijk is. Qua functioneren van klager is
er
geen belemmering.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te Den Haag heeft bij een verzoek om detentiefasering op 16 juli 2009 aangegeven dat de fictieve v.i.-datum pas in maart 2011 is. Klager is veroordeeld voor veel vermogensdelicten. In de onderhavige zaak is
klager veroordeeld voor het plegen van 44 vermogendelicten. Er is een grote recidivekans. Op een adviesverzoek van 21 oktober 2009 is niet gereageerd.
3. De beoordeling
Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf wegens – kort gezegd – deelneming aan een criminele organisatie en diefstal onder strafverzwarende omstandigheden. Hij is thans preventief gehecht.
Op grond van het bepaalde in artikel 21, eerste lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998) kan incidenteel verlof worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde,
waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is. In de toelichting op artikel 21 staat dat, hoewel de meest gangbare gronden voor het verlenen van incidenteel verlof in de artikelen 23 tot en met 31 van voormelde Regeling zijn opgesomd, niet wordt
uitgesloten
dat ook andere gebeurtenissen aanleiding kunnen vormen voor het verzoeken om en het verlenen van incidenteel verlof.
De bruiloft van een zuster is een gebeurtenis in de persoonlijke sfeer. De vraag is evenwel of klagers aanwezigheid daarbij noodzakelijk is. Hoe begrijpelijk klagers wens op zijn aanwezigheid ook is, levert dit geen noodzakelijkheid van zijn
aanwezigheid op. Dit maakt dat de afwijzing van het verzoek – bij afweging van alle in aanmerking komende belangen – niet onredelijk en onbillijk kan worden geacht. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 30 oktober 2009.
secretaris voorzitter