Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/1390/JB, 28 oktober 2009, beroep
Uitspraakdatum:28-10-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 09/1390/JB

Betreft: [klager] datum: 28 oktober 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 78, eerste lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. I. van Straalen, namens

[...], geboren op [1995], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 14 mei 2009 van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 29 september 2009, gehouden in de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) De Heuvelrug, locatie Eikenstein te Zeist, zijn gehoord klagers raadsvrouw, mr. J.B. Wijnholt en namens de selectiefunctionaris [...] en
[...].

Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar een normaal beveiligde behandelafdeling van de j.j.i. De Heuvelrug, locatie Overberg te Zeist ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is onder toezicht gesteld van de gezinsvoogdij-instelling Stichting Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland, vestiging Rijnland te Leiden.
Met toepassing van artikel 261Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek is bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak van 11 november 2008 deze gezinsvoogdij-instelling gemachtigd tot uithuisplaatsing van klager van 11 november 2008 tot 11 november 2009. Met
toepassing van artikel 29k, tweede lid, Wet op de Jeugdzorg (Wjz) is bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak van 11 november 2008 deze gezinsvoogdij-instelling gemachtigd klager te doen plaatsen in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg.
Bij indicatiebesluit van 16 oktober 2008 heeft voormeld Bureau Jeugdzorg aangegeven dat klager behandeld dient te worden in een Jeugdhulpverleningsvoorziening, normaal beveiligd/gesloten.

Klager was voorlopig gehecht en verbleef in een opvangafdeling van de j.j.i. Teylingereind te Sassenheim. Op 25 november 2008 is klagers strafrechtelijke plaatsing omgezet in een civielrechtelijke plaatsing.
Vanuit Teylingereind is hij geselecteerd voor de normaal beveiligde behandelafdeling van de j.j.i. De Heuvelrug te Zeist en op 30 maart. 2009 is klager aldaar geplaatst. Op 23 juni 2009 is klager vervolgens weer teruggeplaatst naar de j.j.i.
Teylingereind. Uit telefonische informatie is gebleken dat klager op 18 augustus 2009 is geplaatst in de jeugdzorginstelling Rentray.

3. De standpunten
Namens klager is het beroep tegen de beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
Op grond van artikel 16, vierde lid, Bjj is de selectiefunctionaris gehouden de aanwijzingen van de autoriteiten die de maatregel hebben opgelegd te volgen. Dat betreft in dit geval de kinderrechter die bij beschikking van 11 november 2008 de
ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing heeft uitgesproken. Daarbij is overwogen dat aan de hand van het persoonlijkheidsonderzoek, in de strafzaak die tegen klager loopt, kan worden bepaald welke hulpverlening en behandeling moet worden
opgestart.
Ongeacht de werkafspraken die er tussen Bureau Jeugdzorg (BJZ) en IJZ gemaakt zijn, kan de selectiefunctionaris de beslissing tot overplaatsing niet afschuiven op BJZ.
De selectiefunctionaris merkt op dat ondanks het advies van de psycholoog is besloten de aanmelding bij De Heuvelrug te handhaven, omdat er bij BJZ meer strafrechtelijke feiten ten aanzien van klager naar voren waren gekomen dan verwacht. Artikel 16,
vierde lid, Bjj is imperatief geformuleerd en de selectiefunctionaris is niet bevoegd van de aanwijzingen van de kinderrechter af te wijken. Afwijking van de aanwijzingen van BJZ is wel mogelijk. Dat de strafrechter op 23 maart. 2009 heeft aangegeven
dat klager naar De Heuvelrug geplaatst kan worden, hetgeen in een civielrechtelijke kader plaatsvindt, levert geen rechtvaardiging op voor het negeren van de aanwijzing van de civiele kinderrechter. De strafzaak is aangehouden teneinde de psycholoog en
de orthopedagoog ter terechtzitting als deskundige te kunnen horen. Derhalve staat nog niet vast welke vorm van behandeling moet plaatsvinden.
Dat de overplaatsing van een opvanggroep naar een behandelgroep in het belang van klager is wordt door de selectiefunctionaris niet onderbouwd.
Niet alleen om bovengenoemde redenen heeft klager zich van begin af aan verzet tegen plaatsing in De Heuvelrug, maar ook omdat hij als net veertienjarige werd geplaatst op een groep, waar behoudens twee vijftienjarigen, alleen jongens van zestien jaar
en ouder verbleven, waarvan een aantal in het kader van een pij-maatregel.
Klager heeft zich vanaf het begin onveilig gevoeld op De Heuvelrug. Klager, zijn moeder en zijn raadsman hebben meerdere malen bij BJZ en de inrichting aangegeven dat klager zeer angstig was en dat hij bedreigd werd door andere jongens. Met deze
signalen is echter niets gedaan. Klager is in de inrichting ook geïntimideerd, mishandeld en aangezet tot het binnensmokkelen van een zak wiet. Klager is vervolgens voor zijn eigen veiligheid in afzondering geplaatst en is middels een
spoedoverplaatsing
weer teruggeplaatst naar Teylingereind.
Klager is van mening dat hij recht heeft op een tegemoetkoming. Hij heeft geestelijke schade opgelopen door zijn onterechte plaatsing in De Heuvelrug.

De selectiefunctionaris heeft inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
De werkafspraken over civielrechtelijke aanmeldingen in het kader van de Gesloten Jeugdzorg houden in dat BJZ de machtiging en bijbehorend indicatiebesluit met een advies tot plaatsing indient bij IJZ. IJZ volgt dit advies en meldt betrokkene aan bij
een j.j.i. Het afwegen van de belangen van de jeugdige is een verantwoordelijkheid van BJZ en op diens verzoek stelt de selectiefunctionaris een plaats ter beschikking. De machtiging gesloten jeugdzorg kan tot 1 januari 2010 in zowel instellingen voor
gesloten jeugdzorg als in justitiële jeugdinrichtingen ten uitvoer worden gelegd.
Naar aanleiding van de uitspraak van de kinderrechter van 11 november 2008 is een persoonlijkheidsonderzoek bij klager afgenomen. Het rapport dateert van 16 februari 2009. BJZ heeft vervolgens op inhoudelijke gronden een afweging gemaakt om klager toch
te plaatsen in De Heuvelrug.
Het is voorts in het belang van jeugdigen om zo spoedig mogelijk van een opvanggroep te worden geplaatst naar een behandelgroep. Dit omdat behandelinterventies alleen in behandelinrichtingen kunnen worden gedaan. In het psychologisch onderzoek van eind
2008 is aangegeven dat een behandeling was geïndiceerd, al werd daarbij niet aangegeven om welke het zou gaan. BJZ heeft een zware stem in civiele zaken. Eind maart. was er voor klager een plek beschikbaar. De selectiefunctionaris was er niet van op de
hoogte dat er in februari/maart. 2009 een nieuw psychologisch onderzoek was afgerond. Wel is, voor tot daadwerkelijke plaatsing is overgegaan, contact opgenomen met BJZ die het eerdere standpunt met betrekking tot de plaatsing handhaafde.
De inrichting heeft aan de selectiefunctionaris bericht dat klager vanaf het begin is geplaatst op een groep met alleen jeugdigen met een machtiging gesloten jeugdzorg. In verband met verbouwingswerkzaamheden zijn alleen de laatste vier weken van
klagers verblijf er enkele jeugdigen met een pij-maatregel op zijn groep geplaatst. Naar aanleiding van een incident, veroorzaakt door een civiel geplaatste medejeugdige, is klager overgeplaatst naar een opvanggroep in Teylingereind. Voor verdere
behandeling zal hij worden geplaatst in de gesloten jeugdzorginstelling Rentray te Eefde.

4. De beoordeling
Op 11 november 2008 is door de kinderrechter een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg verleend van 11 november 2008 tot 11 november 2009. Bij indicatiebesluit van 16 oktober 2008 heeft BJZ Zuid-Holland, vestiging
Rijnland te Leiden, aangegeven dat klager behandeld dient te worden in een Jeugdhulpverleningsvoorziening, normaal beveiligd/gesloten. Op 25 november 2008 heeft voormeld BJZ de selectiefunctionaris verzocht klagers strafrechtelijke plaatsing om te
zetten in een civielrechtelijke plaatsing. Klager is vervolgens op 24 december 2008 aangemeld voor plaatsing op een normaal beveiligde behandelafdeling van j.j.i. Overberg.

De memorie van toelichting op artikel 16, vierde lid, Bjj geeft aan dat de selectiefunctionaris bij de beslissing in welke inrichting de civielrechtelijke jeugdige geplaatst wordt de aanwijzingen van de (gezins)voogdij-instelling voor zover mogelijk in
acht neemt, hetgeen betekent dat hij – indien mogelijk – conform die aanwijzing plaatst. Slechts indien de capaciteit ontoereikend is zal hij een andere beslissing moeten nemen. De (gezins)voogdij-instellingen zijn vanuit hun verantwoordelijkheid voor
de tenuitvoerlegging van de maatregel van ondertoezichtstelling en ondervoogdijstelling verantwoordelijk voor de beslissing tot plaatsing van de jeugdige in een inrichting.
Op basis van het plaatsingsprotocol dat voorziet in de overgangsperiode in de jaren 2008 en 2009 wordt de beslissing feitelijk bij het BJZ gelegd.
De beslissing is gestoeld op de uitspraak van de kinderrechter van 11 november 2008. De selectiefunctionaris heeft op het moment dat er voor klager een plaats beschikbaar was, in maart. 2009, contact opgenomen met BJZ. BJZ handhaafde het eerder
ingenomen standpunt dat klager in een behandelinrichting opgenomen diende te worden. Op basis van alle informatie heeft de selectiefunctionaris in redelijkheid de beslissing klager over te plaatsen naar een normaal beveiligde behandelafdeling van de
j.j.i. De Heuvelrug, locatie Overberg, kunnen nemen.
Ten overvloede wordt opgemerkt dat naast het civiele traject ten aanzien van klager ook sprake was van een strafrechtelijk traject. Beide trajecten staan echter los van elkaar.
Dat klager, ondanks het gevoerde beleid, tijdelijk geplaatst is tussen oudere en ook strafrechtelijk geplaatste jeugdigen valt te betreuren, maar dit valt buiten de onderhavige beoordeling.

Gelet op het voorgaande kan de beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet onredelijk of onbillijk worden genoemd.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart. het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. B.J. de Jong, voorzitter, mr. H.M.S. Cremers en drs. B. van Dekken, leden, bijgestaan door mr. I. Lispet, secretaris, op 28 oktober 2009

secretaris voorzitter

Naar boven