Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/0684/TB, 28 oktober 2009, beroep
Uitspraakdatum:28-10-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/684/TB

betreft: [klager] datum: 28 oktober 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R.J. Mesland, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 9 maart. 2009 van de Staatssecretaris van Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 1 september 2009, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door mr. B.J.W. Tijkotte, en namens de Staatssecretaris, [...] en [...], werkzaam bij de Dienst Justitiële
Inrichtingen van het ministerie van Justitie.

Klager en zijn raadsman hebben, na kort overleg, aangegeven geen bezwaar te maken tegen de deelname van mr. Weenink, die eerder als raadsheer een verzoek van klager tot opheffing van diens voorlopige hechtenis heeft beoordeeld, aan de
beroepscommissie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist klager over te plaatsen naar de Prof. Mr. W.P.J. Pompestichting te Vught (hierna: de Pompestichting).

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege.
Klager is op 2 april 2007 geplaatst in de Oostvaarderskliniek, locatie Utrecht en op
21 juli 2007 overgeplaatst naar de Oostvaarderskliniek, locatie Amsterdam.
Bij verzoek van 9 januari 2009 heeft het hoofd van de Oostvaarderskliniek verzocht om klager te herselecteren.
De Staatssecretaris heeft op 9 maart. 2009 beslist klager te plaatsen in de Pompestichting te Vught. Deze overplaatsing is op 12 maart. 2009 gerealiseerd.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
De beslissing is niet onverwijld aan klager uitgereikt. De bestreden beslissing rust op ondeugdelijke grond en is prematuur. Klager werkt mee aan iedere behandeling en de behandeling levert wel degelijk resultaat op. Uit klagers behandelplan volgt dat
hij meerdere behandelonderdelen met een goed resultaat heeft afgesloten.
Zijn klaagbereidheid wordt hem tegengeworpen, maar het is klagers recht om een klacht in te dienen. Volgens de wettelijke aantekeningen is dit ook de grootste grief van de Oostvaarderskliniek. De klachten riepen erg veel weerstand op.
Klager ontkent de feiten waarvoor hij veroordeeld is. Dit levert ambivalentie op voor wat betreft de behandeling, maar de resultaten van de behandeling zijn heel positief. Klager ziet de overplaatsing naar de Pompestichting als een stap terug. Hij moet
dan emotioneel opnieuw een investering doen. Hij heeft zich gehecht aan personen in de Oostvaarderskliniek en ervaart. een rouwproces na de overplaatsing.
Het namens de Staatssecretaris gestelde is onvoldoende onderbouwd.
Klager heeft de indruk dat de Pompestichting anders en positiever omgaat met het feit dat er geen diagnose gesteld kan worden dan de Oostvaarderskliniek.
Beroep wordt gedaan op artikel 5 EVRM en verwezen wordt naar de uitspraak van het Europese Hof van 5 oktober 2000 inzake Varbanov versus Bulgarije. Gegevens dienen voldoende actueel te zijn. Ook de risicotaxatie dient hieraan te voldoen.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt ingenomen.
De beslissing is tijdig uitgereikt.
Betwist wordt dat de herselectie prematuur is en dat er nog voldoende basis is voor behandeling. Klagers behandeling komt niet van de grond omdat hij iedereen, die uitgaat van de gegevens zoals die door zijn netwerk en de politie zijn verstrekt,
tuchtrechtelijk aanklaagt. Het is de Oostvaarderskliniek niet gelukt om te komen tot een voldoende gewaarborgde vorm van diagnostiek. Ook het NIFP is niet geslaagd om te komen tot een diagnostisch oordeel, omdat klager iedere medewerking weigert.
Zonder
diagnostiek kan de behandeling niet van de grond komen.
Bij uitspraak van 16 december 2008 heeft de rechtbank Leeuwarden vastgesteld dat behandeling van de bij klager geconstateerde persoonlijkheidsstoornis nauwelijks van de grond is gekomen door klagers houding. In redelijkheid is besloten om klager over
te
plaatsen en hem in de Pompestichting een tweede kans te geven.

4. De beoordeling
De Staatssecretaris heeft klager op 5 maart. 2009 gehoord en op 9 maart. 2009 beslist om klager over te plaatsen naar de Pompestichting te Vught. In het beroepschrift gedateerd 13 maart. 2009 is door klagers raadsman gesteld dat klager hem enige dagen
geleden de beslissing van 9 maart. 2009 heeft overhandigd. Uit het bovenstaande volgt, nu klager op 12 maart. 2009 is overgeplaatst, dat de beslissing vóór klagers overplaatsing, en derhalve tijdig aan hem is uitgereikt.

Hetgeen klager in het beroepschrift heeft aangevoerd over zijn standpunt dat hij ten onrechte is veroordeeld, valt buiten de reikwijdte van de onderhavige procedure. Klager heeft de mogelijkheid zijn bezwaren tegen het verlengen van de tbs voor te
leggen aan de rechter die over de verlenging daarvan beslist. In de onderhavige procedure gaat het uitsluitend om bezwaren tegen plaatsing in dan wel overplaatsing naar een bepaalde tbs-inrichting.

Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in haar overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Uitgangspunt van het op grond van het IBO II-rapport door de Staatssecretaris geformuleerde beleid is dat alle tbs-inrichtingen geoutilleerd zijn voor iedere ter beschikking gestelde, met uitzondering van een aantal speciale categorieën, te weten
vrouwen, zwakbegaafden en extreem beheers- en vluchtgevaarlijke ter beschikking gestelden. Daarnaast wordt onderscheiden naar de primaire psychopathologie: psychotische stoornis of persoonlijkheidsstoornis.

De Staatssecretaris heeft bij de bestreden beslissing tot overplaatsing van klager in acht genomen klagers geslacht, zijn intelligentie, de ten aanzien van hem gestelde diagnose en gegevens omtrent het al dan niet bestaan van een beheers/vluchtrisico,
alsmede de bestaande wachtlijsten.

De Staatssecretaris heeft de bestreden beslissing genomen onder verwijzing naar het herselectieverzoek van 9 januari 2009 van het hoofd van de Oostvaarderskliniek.
In dit verzoek staat vermeld dat klagers behandeling in de inrichting niet voldoende van de grond komt, omdat een ieder, die uitgaat van de gegevens zoals die door klagers netwerk en de politie worden aangedragen, tuchtrechtelijk wordt aangeklaagd.
De inrichting heeft niet kunnen komen tot een voldoende gewaarborgde vorm van diagnostiek. Om die reden heeft de rechtbank onderzoek door het NIFP gelast, maar klager heeft daaraan zijn medewerking geweigerd. Door klagers houding heeft het NIFP niet
kunnen komen tot een diagnostisch oordeel. Voor de Oostvaarderskliniek was het onderzoek door het NIFP een laatste poging om tot een basis voor behandeling te komen en omdat dit niet is gelukt, is klager ter herselectie aangeboden.
Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft klager geen zwaarwegende argumenten aangevoerd die zouden kunnen of moeten leiden tot het oordeel dat de Staatssecretaris in redelijkheid niet tot de bestreden overplaatsingsbeslissing heeft mogen komen.
Ten overvloede overweegt de beroepscommissie nog dat slechts vanuit diagnostiek ten aanzien van het delict en ten aanzien van klagers jeugd/levensloop daadwerkelijke behandeling van klager zal kunnen plaatsvinden.

De beroepscommissie is van oordeel dat de bestreden beslissing niet in strijd is met het recht en dat de beslissing klager over te plaatsen naar de Pompestichting, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk
kan worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart. het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. dr. E.J. Hofstee, voorzitter, drs. J.R. van Veldhuizen en mr. R. Weenink, leden, in tegenwoordigheid van
mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 28 oktober 2009

secretaris voorzitter

Naar boven