nummer: 09/1785/GM
betreft: [klager] datum: 28 oktober 2009
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. S.J. Paans namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Veenhuizen,
alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 18 juni 2009 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.
Het beroep is behandeld ter zitting van de beroepscommissie van 17 september 2009, gehouden in de p.i. Vught.
Klager, zijn raadsman mr. S.J. Spaans en de inrichtingsarts van de p.i. Veenhuizen hebben schriftelijk meegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur houdt in dat klager onvoldoende medische zorg ten aanzien van zijn rugklachten is geboden.
2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Namens klager is de klacht als volgt toegelicht.
Klager heeft onnodig lang op behandeling van zijn rugklachten moeten wachten. Pas in juli 2009 had hij een afspraak met de specialist. Tot die tijd is hem slechts pijnbestrijding geboden.
De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen.
Er was sprake van lage rugklachten zonder uitstraling. Op röntgenfoto’s zijn geen afwijkingen gevonden. Bij onderzoek heeft inrichtingsarts ook nooit iets kunnen vinden. Klager is een lange forse man die in de keuken werkt. Geadviseerd is om tijdelijk
met het werk te stoppen. Hij heeft dit advies opgevolgd en een maand niet in keuken gewerkt. Daarna had hij last van uitstraling aan de achterzijde van zijn benen en is hij verwezen naar de neuroloog.
3. De beoordeling
De beroepscommissie overweegt dat uit klagers medische gegevens en de behandeling ter zitting volgt dat klagers rugklachten zijn onderzocht door de inrichtingsarts, er röntgen-foto’s zijn gemaakt waarop geen afwijking is aangetroffen en dat klager
toentertijd geen last had van uitstralende pijn. Vanaf het moment dat duidelijk werd dat er wel sprake was van een uitstralende pijn is klager doorverwezen naar de neuroloog.
De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van of namens de inrichtingsarts voldoende voortvarend is geweest en niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm
neergelegde
norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. I.E. de Vries, voorzitter, drs. J.G.J. de Boer en drs. L.E.M. Kleipool, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 28 oktober 2009
secretaris voorzitter